V. „ moet hebben , en dus het E y ongelyk klei,
L X x T ‘ ” ner *Sj ^an ^et v0^maa^te Infekt. Maar
H qofd , j j erinnerende , wat door my van te vooren
stuk. )3 omtrent die zwarte Korreltjes, welke men
ti in de Zwaluwen-Neften vindt, waargeno-
,, men was,; die het vliegend Infekt, op ftaande
„ voet , en in volwaffenheid , uit het Ey
, uitleveren ; zo veranderde ik van denk-
,, beeld
Verbaasd moet men liaan over de onuitput-
baare Vermogens tot de Voortteeling , die de
Natuur door haaren almagtigen Oirfprong in-
gefchapen zyn. Alle Vliegen , wier Hiftorie
tot dien' tyd toe bekend was , komen uit een
Wormpje voort, het welke, in fommigeSoorten
, van zyn eigen Huid zig een Tonnetje
formeert, -xl ay uitermaate hard w o rd t, en in
allen ten minde PeeïT t;f t’ant|er bekleedzel
aantrekt, dat het Popje moet befcbutten. Het
Wormpje is het gene de grootfte Verteering
maakt, dat, a ls ’ t ware, werkt, om de Vlieg
ter wereld te brengen , die niet meer dan een
weinig Voedzel noodig fchynt te hebben, tot
haar Leevens-onderhoud. Hier, integendeel,
arbeidt de Vlieg , als ’t ware , tot voortbrem
ging van de Pop , van een Schepzeltje dat,
gelykerwys de Vrugt der Zoogende Dieren,
in het Ey o f Moedervlies gebooren, allengs in ’t
zelve tot volmaaktheid komt; doch, ’t welk
ten uiterfte verwonderlyk is, naauwlyks fchynt
^an te gr oei jen \ naauwlyks gevoed o f grootst
' . tg
te worden. Zo heeft dan de Schepper b t e r ^ V .^
willen toonen, dat het Kenmerk der Jongheid, LXXL
het welk men algemeen mag Rellen in de klem- Hooro-
heid te beftaan, geen Regel maakt zonder u i t - ^ . ^
zondering. _ _ vlie&'
T o t deezen uitftap kreeg ik aanleiding dooide
ondervindingen van onzen gemelden Groo-
ten Waarneemer , die eindelyk , met veel
moeite, een genoegzaam getal van Eytjes der
Spinnekop-Vliegen kreeg, om de Voortteeling
met zekerheid te kunnen nagaan. Eerft, zulk
een Eytje uitbroedende, door eene zagte en
egaale warmte, kreeg hy ’er, na verloop van
omtrent een Maand, een dergelyke Vlieg u it ;
en wierdt dus verzekerd, dat ’er Vliegen z y n ,
die zo groot uit het Ey.ter wereld komen, als
de Moer i s , die het Ey gelegd Heeft. Deeze
Waarneeming werdc verfcheide maaien door
hem herhaald. Het zwarte, dat zig aan ’t eene
end van het witte E y t je , zo dia het gelegd
is , openbaart, is het Vrugtbeginzel, dat, na
een Etmaal broeijens, het geheele E y v e rvu lt;
dewyl hetzelve alsdan gil-zwart is geworden.
Het Ey heeft ook een merkelyke hardheid aangenomen.
Tegen ’t end der brpeding vondt
de Heer Reaumur daar de Vlieg in, onder de
gedaante van een Popje o f Paapje, met alle de
Ledemaaten zigtbaar , zonder eenig Vogt o f
blyk van Afgang. De Eytjes vroeger openende,
heeft h y ’er nooit eenig blyk van Wormpje
in kunnen vinden. Het geheele Eytje was
L Deel. XII. StuR* Q q 3 m<=t