Vi
Afdeel
LVI.
H oofdstuk.
i » den. Ik Heb zödanige Werklieden, o f der-
j» zelver Neften , ömftreeks Parys nog niet
,j gevonden ; maar zy zyn my Van Avignon
toegezonden , en ik heb de Wespen , zo
„ wel als der zei ver Neften, in goeden ftaat,
j , van St. Domingo gekreegen, uit de W e ft- ;
s, zo wel ais van 1’Ifle de France, uit de Ooft-
3, indiën.
De Stof, waar uit deeze Neften beftaan,
„ is een graauwe Aarde, die droog zynde,
„ wryfbaar.wordt. Ieder Neft is uit een mess
nigte van Buizen famengefteld , allen aan
„ elkander evenwydig , en de Klomp, daar
3, van geformeerd; vindt men dikwils aan de
„ Zoldering van eene Kamer gehecht: want
„ de Wespen, die deeze. Neften maaken , ko-
3, men oribefchroomd in de Huizen. Alle dee-
3, ze Celletjes hebben haare openingen neder-
„ waards, en doorgaans in een zelfde vlakte:
, , zo dat hunne fchikking aan de Klomp, die
, , z y famenftellen, eenige gelykenis geeft naar
„ het Inftrurnen t , dat bekend is onder den
3, naam van Ketelboeters F lu it: maar een Neft
„ heeft fomtyds wel zo veel Gaten, als twee
3, van deeze Inftrumenten , tegen elkander
„ aangevoegd, zouden hebben: ik wil zeg-
, , gen, dat zulk een Neft tweer.yën van Ga-
„ ten heeft, anderen mooglyk drie en fommj,
, , gen niet meer dan ééne ry.j De opening van
,3 ieder Gat is de ingang van een Buis o f Cel-
„ letje; zy zyn door de Wesp agtereen gc»
,, maakt, en het fchynt dat ieder geformeerd V.
„ zy van Strengen Aarde, tegen elkander aan- l v iEL
„ gevoegd, o f liever van een enkele Streng,Hoofd-
, , die, van den bodem af tot den ingang toe, STüK'
„ als een Schroeftrek is opgewonden.
„ In verfcheide van deeze Hokjes heb ik
, , Tonnetjes gevonden, waarde Wespen, na
„ de Verandering, uitgekroopen waren. Dee-
„ ze Tonnetjes zyn bruin en broofcher dan
„ men uit haar geweefzel, het welk van Zy-
,, de is , zoude fchynen te moeten beft uiten.
„ Ik heb ’er ook eenige Wespen in gevonden,
„ die, de kragt niet hebbende om haare Ton-
„ netjes te openen, daar in geftorven waren.
„ Zy hebben den eerften Ring van haar L y f
„ met een geelen Draad gezoomd, en een
„ kleine Vlak van die zelfde Kleur op het
„ Borstftuk ; fomtyds ook anderen, die nog
„ kleiner z y n , op den K o p ; al het overige is
„ zwartagtig bruin. Dit is de Kleur van die
„ van St. Domingo; doch de genen, welken
„ ik van 1’Ifle de France heb ontvangen, zyn
„ geheel zwart, zonder eenig geel. In beiden
,, is het Agterlyf met een zeer lang Steeltje,
,, als een Draad, aan het Borstftuk gevoegd.
De eerftgemelden hechten haare Neften aan Dapper-
allerley vafte Lighaamen en zelfs aan Kleede-«rw«-’
ren , waarfchynlyk die men aan KapftokkenPen*
hadt opgehangen, volgens de Waarneeming
van den Heer d e J u s s i e u . De anderen z y n ,
volgens het berigt van den Heer Cossignï,