V. field , en hy kreeg, eïndelyk, niet meer dan ééne
^LHlfL' van deeze groote Blad-Wespen u it, die een
H o o f d - W y fje was. Het Mannetje, by letter e afge-
STÜK* b e e ld , is derhalve te zeldzaamer. Het wordt
by den Heer G e o f f r o y , zo ’t fchynt, in een
ander Geflagt befchreèven, onder den naam
van Crabro, Frelon o f Horfel, en wel onder
den naam van zwarte Horfel met een Kerfje (* ),
wegens de gedagte uitfnyding op de Rug. Hy
hadt die, wegens de geknodfte Sprieten, van
de andere Zaagvliegen o f Blad- Wespen afgezonderd,
en het fchynt m y toe, datzyne eer-
fle Soort het W y fje , en de tweede een ver-
fcheidenheid van het Mannetje zy .
Ketwyfje. De Sprieten komen, in de beide Sexen, nagenoeg
overeen. Z y beftaan uit een lang Lid,
aan den Kop ingekaft, waar op twee korte
Leedjes volgen, en dan de dikke ronde Knop,
die ze Knodsagtig maakt. Dit verfchilt, evénwel
, met de opgegevene Sprieten van gedagten
Horfel. Het ly f van ’t Mannetje is byna
overal even breed, doch dat van ’t Wy fje
grootelyks uitgezwollen, en heeft de zes agter-
Ite Ringen geel. Beiden zyn z y , aan ’t Borstr
ftuk en aanden Kop, zeer ruig; doch de dikte
der Dyën heeft in het Mannetje alleen plaats:
vergelyk de Afbeelding by dé letter ƒ , op
Plaat X C V . Bovendien is de Kleur der W ie ken,
zo wel als die van ’t Borstfluk en de
Pooten, gelyk ook die der Sprieten, in ons
W y f,
(*) Fre Ion noit a echancrure. Hifi, des Juf. env, Parts,
T o m , I I . p . 2é>s ,
Ba
Wy fje hoog, en byna Oranje-geel, en die V.
van ’t L y f eer bleek o f Zwavelgeel, regt
genflrydig met de opgegevene Kenmerken. D cHoof»-
Sprieten zyn, alleen, van gemelde Kleur, in SÏÜK'
de Mannetjes, die de uitfnyding o f het kerfje
op dé Rug bleek-geel hebben en de Voeten
bruïnagtig vaal.
, F r i s c h heeft nog een byzondere aanmerking,
omtrent het Masker van deeze Wespen.
Dat die Bafterd - Rupfen zo met het L y f heen
en weer gispen, merkt hy aan te gefchieden,
om, zo veel mooglyk, de Sluip-Wespen o f
Rupsdoöders van haar L y f te houden. Hy hadt
eens zestien Wormen van de zwarte Ichneu-
mons, en niet van de kleinflen, uit ééne zu k e
Rups zien kruipen; ieder van welken zig een
dun Spinzel maakte, om daar in te veranderen.
Op de Bladen der Elzen, Berken en Wilgen,
aazen deeze twee - en - twintig Pootige Rupfen.
(3 } Blad-Wesp, die de Sprieten geknodji heeft>
met de Voeten, en 't Agterlyf van onde-v™ de
ren} Roest -kleurig, het Lyf Ajcb-fixcv.
grdau-w. , . . Fi&'6'
Deeze kan, eigentlyker, Blad-Wesp van de
Wilgen genoemd worden, om dat men het
Masker der voorgaande meefl op de Elzen
vindt. F r i s c h heeft ook*opgemerkt, dat de
Bladr-
($) Tenthrede Anten ais clivatfs, Pedibus Abdomineque
fubtus feirugineis , Corpore cinereo. Roes. int, l t Vefp,
T. I.
I, DEEL, XII, STUK. K 2