v - grootfte Libellen noemen fommigen derEngel-
X L v , ' fchen Brifes , zegt Mouffetus , en dit zyn
Hoofd- die genen, welken men, in ’t Nederduitsch,
stuk, Puiflebyters (Mordella:), o f Rwnhmton plagt te
heeten; woedende dezelven, in Italië, Cevet-
toni getyteld. Men vindtze ook wel Sparren
genoemd, wegens de langte, dunte en figuur
van ’t L y f. Men geeft ’er in Engeland, ge-
meenlyk, den naam aan van the Dragon - F ly
o f Adders - Boult. In Vrankryk is de algemee-
ne benaaming Demoifdles o f Juffertjes, waar
mede aldaar zo wel de groote, nu even gemeld,
als de kleine, die w y Juffertjes noemen
om haare Schoonheid, door byna geheel Vrankry
k , zelfs aan de Kinderen, bekend zyn , volgens
Reaumur. Hy onderfcheidt die van dit
Geflagt, evenwel, met reden, door den by-'
iiaam van aquatiqaes o f Water - Demoifdles, van
andere Juffertjes; gelyk van die welke voortkomen
uit den Mierenleeuw, o f uit den Worm,
die op de Plantluizen aast, Roesel heeftze
den naam gegeven van Water - Nymphen, welke
niet zeer eigen is. Menhadt, reeds, ver-
fcheide andere naamen, gelyk [die van Wasfer-
J u n g fe r , Wasfer - Toeken, Wasfer » Hiire , A u -
genfehiesfer; als ook van Teuffels -P fe rd en anderen,
in Duitschland, in gebruik. Om dat
die van de groote Soort zig dikwils op de
Koorn-Aairen nederzetten, als o f zydaar van
aten, wordenze, aldaar, by ’t Gemeen, fom-
tyds Kornbeisfers genaamd, en' hiervan zal de
Ne-
Nederduitfche ongepaste benaaming, van Koo-
reboutm, afkomflig zyn. Ook geeven fommi- xLV.
den naam van Nymphen o f Nimfen aan den H oofdii
’ t- STUK*
tweeden ^Staat der Infekten , in w e lk opzigt
Swammerdam van de NympbaLibellce fpreekt.
De oorfprong van deeze Infekten ïs den Ouden
niet regt bekend geweefl. Rondeletius
zou anders het Masker niet afgebeeld hebben
onder den naam van Water-Cicade. De Wa-
ter-Springhaan van Mouffetus is zekerlyk af- v
komftig van de Libellen. Even zo gemakkelyk
erkent men deNymph derzelven, in de W a ter
Oorworm van Johnston, en in de Zee-
Vlo ov an anderen. Dat Infekt, ’t welk Re-
di een Water - Scorpioen getyteld h e e ft, is
ook niets anders dan een Puiftebyter in zyn
tweede Staat.
De Maskers der Libellen verfchillen, in eeni- Ma>
ge opzigten meer, in anderen minder, van
het volmaakte Infekt, dan die der Kapellen.
Het zyn zwemmende o f Water-Dieren: ter-
wvl de Libellen op haar Wieken door de Lugt
zweeven. Men vindtze in Slooten en andere
flil flaande Wateren, en wel allermeest in zo-
danigen, wier bodem Zandig is , o f rood van
Grond, en het Water taamelyk helder; als
waar in zig een menigte van Water - Pisfebed-
den onthouden, welken deeze Maskers, boven
andere Infekten, tot hun Voedzel fchynen te
verkiezen. In modderige o f met Flap begroeide
Slooten, alwaar veel Water-Torren, W ant