2 0 g B e s c h r y v i n g V A N
V. Agterlyf Sikkel agtig, van vooren geel} de
A fd eel . Agterpooten met zwarte Knietjes.
H oofd-
STUK. m Rupsdooder, die zwart is3 hebbende de
zu Sprieten en Poot en Roejlkleurig s de Wieken
Gc’tan-* *to*i met twee zwarte Banden,
deeide.
Deeze heeft niet meer grootte dan een Mug,
en onthoudt zig in de Weiden o f op de V e lden
van Sweeden.
p l xcvi. T o t de Rupsdooders behoort, buiten twy-
F's' 8* fe l, dat aartige Nieuw Jorkfche Beeftje, in
Fig. 8 , afgebeeld; het welk men anders voor
een Soort van ’t volgende Geflagt zou aanzien.
D e Heer 1’ A d m i r a a l , naamelyk, heeft my
verhaald, dat de zodanigen uit Poppen van
de Tulpebooms - Pagie en van de Sasfaphras-
Eagie, ’t welk Kapellen van dat Land zyn ,
voortkomen. De K o p , het geheele L y f , en
de Pooten, zyn ros o f Vuurkleurig; de Sprieten
zwartagtig en de Wieken graauw.
LH. (52) Rupsdooder, die verguld is, met geele
der vUe-W* Pooten, die tot fpringen bekwaam zyn.
gen. ' , :
Onder de Vyanden der Plantluizen heb ik
van zekere Wormen o f Maden x die dezelven
* zie *t uitzuigen, gewag gemaakt *. De zespootige
x. stbk . Wormen, die anders in Torretjes veranderen,
bl’ 4°s* worden ze lf dikwils vernield door de Maskers
van
(51) Ichneumvn. ater, Antennis Tedibusque Ferrugineis;
Alii albis Fafciis duabus nigris. Faun. Suic. 984,
(5a) Ichntumn auratus, Pedibus flavis laltatoriis, De Geer»
Jnf. I, T. 3a. f, 19. 2®,
D E R O H D B O D U S i
Van zekere kleine Sluipwespjes; welke het L y f v .
van deeze Wormen opvullen , en in hetzelve tot A fdeel.
Popjes worden. De Geer vondt ’er drie itijjoorD®
zulk een dooden Worm, hoedanigen 'er vee- stuk;
Jen Van hem , tegen ’t end van de Zomer, op
de Bladen van de Schotfche Linden werden
waargenomen. In ’t volgende Voorjaar kwamen
de Wespjes uit, die ongemeen klein, doch
fraay gekleurd waren; vërguld en glanzig dónker
groen, mét de Pooten geel en de Sprieten
zwartagtig; de Wieken kruislings over elkander
leggende» Z y maaken , zegt h y , irt ’t
vliegen kleine fprongen, als o f zy huppelden;
het welk gemeen is aan veelen van deeze kleine
Infekten. Om uit het Lighaam Van den
Worm te komen, waar iri z y als Wormpjes en
Popjes geleefd hadden, wordt daar in , door
hun, met de Tanden een rond Gaatje geboord.
De langte van deeze Wespjes is , niet
boven een twaalfde Duims,
C53) Rupsdooder , die verguld is , met het inr.
Borjtjluk groen en bet Agterlyf bronsagtig.
de Rooze-
- De gladde Knobbels dër Hóndiroozen, diéknobbelï*
men ook wei Gallen zou kunnen noemen, le veren
dergelyke Wespjes ü it, hoedariigën oök
uit de Gallen, die ’er aan de Eiken Takjes groei.
jen,
_ (53) Ichntumon Auratus, Thorace viridi, Abdomine aureö.
jE«»». Sute. 939. Roeï. Inf, III, T. 53. f. F , G , H»
Slan k . inf. 188 N. 12.
1. Deel. x ii. Stuk. O