V. Gal* Wespjes daar van een voorbeeld uitleve-
A fdeel. ■ Lj ‘ ren. In anderen, gelyk de Byën en Wespen,
H oofd- fchynt hy alleen te dienen tot verweering als
STUK* een Wapentuig.. In die, welke Rupsdooders
genoemd worden , ftrekt de Angel, baar-
blykelyk, tot beiderley oogmerken.
De sprie* De Sprieten der Vliesvleugeligen verdienen
ook haar opmerking. Eenigqn zyn zeer kort
en dik gekhodft, als in fommige Blad-Wespen:
doch in de meeften zyn zy Draadagtig
dun, uit een groot getal van kleine Ringetjes
famengefteld. De Welpen, Byën en Mieren,
hebben ’er van een zonderlinge gedaante. Het
eerfte Lid maakt, op z ig z e lf, bynade helft der
langte van de Spriet u it, die verder beftaat uit
zeer korte Ringetjes. Dit laatfte gedeelte
maakt, met het eerfte Lid , een Soort van E lleboog,
waar door de Sprieten zig vertoonen
als o f zy geknakt waren. In de Sluipwespen
hebben cle Sprieten altoos zekere blykbaare
trillende beweeging, ’t welk fommige Lie fhebbers
deeze Infekten door een byzonderen
naam, van die eigenfchap afgeleid, heeft doen
onderfcheiden.
De Peesvleugeligen, van den Vierden Rang,
verfchillen door het getal der Leedjes in het
uiterfte gedeelte der Pooten, dat men den
Voet noemt, aanmerkelyk. De Juffers en
Stinkvliegen hebben ’er drie Leedjes in; het
Kemels-Halsje vier, de overigen vyf. In de
Vliesvleugeligen, zo Wefpen, als Byën en
Mie