V.
A fdeel,
L V 1I I .
Hoofdstuk.
„ naar, gemaakt te kunnen zyn. Buiten en
„ behalve dat een gemeen Menfch hem niet
„ in Haat fcheen , om iets dergelyks te fabri-
„ eeeren: dagt h y ; waar toe zou het gefchied
3, z y n , en met wat oogmerk zou menze, aan
„ de kant van een Greppel, inden Grond heb-,
„ bengeftoken? een Tovenaar, alleen, kon-
„ ze daar geplaatit hebben, om hem dus ee-
„ nig onheil toe te bfengen 1 By geluk hadt
„ de Heer Nollet eenige andere Soorten van
„ rolletjes van Bladen by der hand, die opeen
„ konitige manier door Torren gefabriceerd
„ w a ren d e e z e toonde hy aan den Tuinman,
„ en verzekerde hem, dat hier van geen an-
, , dere oorzaak zoude zyn. Toen eenigen van
„ deeze zo noodlottige Rolletjes openende,
„ haalde hy een dikken Worm uit één derzel-
„ ven: het welk den Boer begon geruft te ftel-
„ len. Inderdaad, men hadt hem van een
„ zwaaren laft ontheven, dewyl hy zig thans
„ van den fchrik voor betovering verloft za g !
„ De Abt Nollet eifchte niets tot erkentenis
„ van dien weldaad, dan dat hy hem de Rol-
„ lotjes zou laaten, welken hy medegebragt
,, hadt, en dergelyken op zyn Land verzame-
„ len, welken hy in een Doosje moeft doen,
,, en zo dra mooglyk met de Poft aan my zen-
, , den. De Boer beloofde zulks en hicldt zyn
„ woord” .
Uit de gedaante van den Worm, dien hy in
één der Rolletjes vondt, welke hem door den
Abt
Abt gebrast werden, oordeelde Reaumur aan- . V.
■ ö „ .. A fdeel,
ftonds, dat dit een Werk van Byen ware, en l v i i i .
I iri dat denkbeeld werdt hy nader verzekerd, Hoofd-
I „ toen ik (zegt hy) eenigen van die kleineTUK* I „ Kokertjes openende, waar van zes o f zeven,
[ „ hereenigd, één groot maakten ; in ieder een
. Worm vond, kleiner, dan dien ik eerft ge-
„ zien had, maar op den zelfden tyd bekwaa-
„ mer, om my tè onderwyzen. Hy was ge-
I ,, plaatft op een klomp van Deeg, niet ver-
I ,, fchillende van die der Wormen van de Byën
I ,, welke in Hout booren, van de Metzelaar-
„ Byën en Hommels; dan daar in,d at dezelve
„ meer met Honig, en met een vloeibaarer Ho-
I „ nig, bevogtigd ware.”
Dit is, naamelyk, het Voedzel, dat derge-
: lyk flag van Byën aan haare Jongen g e e ft ,
beftaande in fommigen uit een foort van Honig,
naar Wagenfmeer gelykende, welke hy
; bevondt een weinig Suikeragtig van Smaak te
| zyn, en eenigermaate de reuk te hebben van
! Slaapbollen; in anderen is de Honig met Aarde
o f andere Stoffe gemengd. Dus vondt h y ,
j op den bodem van verfcheidene , zeer veel
: Stuifmeel van Bloemen onder den Honig. Ook
hebben alle deeze Byën een Snuitje, in ’t wee-
\ zentlyke naar dat der Honigbyën gelykende,
^ doch aan den wortel, van boven en op zyde,
bedekt met een Hoornagtige fcheede, welke
fchynt te dienen, om de befchadiging van het
I. Deel. SU. Stuk. ;Snuit