V. vogtige' Oevers der Zee , zynde naauwlyks
lTxmL* g ro te r dan een Luis.
H oofd- ,
stu k. ( 2 6) Langpoot, die zwart en glad is, hebbenxxvr.
dp de Wieken zwartaglig en een groefje aan
Zwarte den binnenkant van de Dyën der Jfoori
pooten.
In de Eroeybakken en Stooven der Tuinen
wordt deeze dikwils in ’t vroege Voorjaar gevonden,
zegt LiNNiEüs, die dezelve, onder
den nevensgaanden Latynfchen bynaam, pn-
derfcheidt van de gewoone Zwarte Vliegen:
daar doch de aangehaalde figuuren van R e a u m
u r geen andere, dan deeze, in de Paaring,
vertoonen.
XXVIT.
£rtvicoT‘
nis.
Korthoorpige.
(27) Langpoot, die zwart en glad is, met de
Oogen zwartaglig gerand ; de. Dy en en
Schenkels der Voorpoten in een Stekel uit-
hopende,
Deeze is kleiner dan de voorgaande.. Meq
vindtze op fchaduwagtige plaatfen , dikwils
aan de Steeltjes der Lymagtige Lychnis v a f g
e le e fd .
f28)
(2.6) Trpula nigra glabra, Alfs nrgricantibui, Fenaoribus
«nticis introrliun falcatis. Faun. Sutc. 1143, Reaum. Infi V.
T. 7. f- 17.18.
(17) Tipula nigra glabra, Oculis inargine nigrfcantibus ^
femoribtu Tibiisque anticis Spina terminatis. S y ß , Nat, X„
{28) Langpoot, die bruin is, met de Wieken,^ v *
aan ’t Gewricht, Afchgraauw. LXHI "
In ’t vroege Voorjaar komt deeze dikwils in^uK*0
de Broeyhuizen voor, in de Tobbens en Pot- xxvm.
ten zittende. F r i s c h heeft het Masker, onder
den naam van kleine Slangagtige Made, die in
allerley vogtige rottende dingen zig onthoudt,
befchreeven. De grootte van dit Infekt is
maar als die van een Luis.
(29) Langpoot, die zwart is, langwerpig en Jfxix.
ruig, met de Wieken zwartagtig. Koortfigc,
Eezwaarlyk zou men de reden giffen van
deezen bynaam , indien L i n n a e u s zulks niet
verklaard had, met aan te tekenen, dat men
deeze Infekten dikwils by Zieken vindt, die
een zogenaamde intermitteerende Koorts hebben
(*). Hy voegt ’er egter niet b y , o f men
zulks van de Wormen o f Maskers te verftaan
hebbe, dan van de Vliegen zelf. Het eerfte,
inderdaad , zou waarfchynlykffc voorkomen ;
dewyl de Maskers van de Tipulaas zo langlee-
yend zyn , en die Koortfen dikwils uit Wormen
Tipula fufca, Alarum bail cinereâ. Faun.Suec. 1144,
ÏRISCH. Inf. IV. T. 1.
(29) Tipula atra oblonga hirta, Alis nigricantibus. Faux,
Sues. 1145. GOEp. Inf. 1. T. 6. Pet. Gaz. T. 14. f. 4.
Ï.IST. Goed. f. 108. Reaum. Inf. V. T. 7. f. 7-12?
(*) Habitat faepius apud scgros Febre intermittente laboratÿ'
t$s. Faun. Suec. Êd. II, p, 437.
1, deaï.. xii, stuk. E e 5