v . 5J
A fdeel.
XLVII. s»
H oofd- „
stuk.
33
J)
5)
De Verandering
93
33
i»
33
Si
4S
i 3
33
33
is
33
5»
3>
»9
93
39
33
33
33
33
39
33
den te bekleeden met een Zydagtig glinfte-
rend Geweefzel. Vervólgens zag ik , dat
het Beest, zig omgekeerd hébbende, het
Huisje met zig voerde. Sommigen be-
fteedden, aan deezen arbeid, llegts drie o f
vier Dagén.
, , Om de Verandering van deeze Infekten
na te gaan, deed ik , in Maart, my eenige
Kokertjes brengen. Ik plaatste die in
Glazen vol Graftwater, met eenige Waterplanten
en Kroos. Z y maakten dezelven,
allengs, vast aan de Steelen der Waterplanten,
en flöoten de openingen met een yl
Spinzel. Het Popje, dat ik , vervolgens*
daar in vond, was wat minder dan een Duim
lang, lichtbruin van Kleur, en vertoonde
de uitwendige Lighaamsdeelen van het Uiltje
overduidelyk. Die ik niet geopend had,
leverden, na verloop van ruim drie Wee”
ken, het vliegend Infekt. Het Uiltje klimt,
op de manier der Jufferen, traaglyk uit zyn
Huisje , tot boven de oppervlakte van ’t
Water, alwaar het gaat zitten ruften, om
zyne Wiekjes te laaten droogen; ftrykende,
middelerwyl, de Sprieten met de Voorpoo-
ten u i t ; als ó f het zig optooijen wilde.
Van de Maskers , die ik in Maart gekree-
gen had, maakten veele zig den io April,
en vervolgens, tot de Verandering gereed,
en, voor het midden van M e y , waren zy
altemaal uitgekomen. ’*
>3 Wat
, j, .Wat nu de Geftalte aangaat, van ^eezeAFVE‘EL
Soort: de Kleur van ’t L y f , Pooten en Sprie- x l v il *
,, ten, is bruin; doch het bovenfte van ’tBor ft- Hoofd-
,, ftuk iets lichter : de bovenfte Wieken zyn
3, Afchgraauw, bruin gewolkt, meteen zwarte van het
5, Streep, en eenige onrege'lmaatige vuil witte UlU‘e’
„ Vlakjes : de onderfte Wieken zyn bleek
„ bruin. Het W y fje a'fmeetende, bevond ik
„ de längte drie vierden Düims; de Sprieten
„ iets langer; de uitbreiding der Wieken tweö
„ Duim en daar over. Het Mannetje is men
kelyk kleiner dan het W y fje , en heeft aan
, , het Staart - end twee Haakswyze uitfteek-
, zeltjes, die ’er zekerlyk aan zullen dienen,-
„ om het W y f je , in de Paaring, vaft te hou-
„ den. Ik was van de Sexe verzekerd, door-
„ dien ik deeze twee, in ’t begin van Juny,
i , gepaard gevangen had. Z y paaren agter*
„ waards, gelyk de meeste Kapellen , en zit-
„ ten dus eenige Uuren, onbewoogen, aan el-
„ kander vaft; als wanneer zy nog nietj dan
, , met moeite, los te maaken zyn. Hoe veel
„ Eijertjes zy vervolgens leggen, en wanneer
„ die uitkomen, is my tot nog toe niet ge-
,, bleeken
De Afbeelding van het Water-Uiltje in Fig.
‘j , P l a a t X C IV . , is gemaakt naar zodanig
één van deeze Soort, hier by Amfterdam gevangen.
Het heeft de boven gemelde grootte
niet, en zal dus mooglyk een Mannetje zyö
geweest.
1. Deel. XII. Stuk, E § (5 ) WW