A fdeel kroslcooP gehragt, ontelbaare Barnfteenkleuri-
LXX. ge Lighaampjes, van bepaalde figuur, en dus
H qofd- zeer waarfchynlyk Eytjes vertoonde van een
Infekt, die ik by een klein Zandkorreltje ver-
gelykende geen tiende deel in middellyn zo
groot oordeelde : des 5er duizend , in Lighaa-
melyke grootte, naauwlyks een Zandkorreltje
zouden evenaaren.
vüên"eS Maar , wat zal men zeggen van een andere
Woonplaats van Vliegjes , o f liever van der-
zelver Popjes en Maskers o f Wormpjes , in
het binnenfte der Beenderen ? Zou men die,
om deeze reden , BeenvUegjes mogen noemen,
en met R uysch onderftellen , dat deeze
Wormpjes , reeds in een leevend Menfch, in
het binnenfte der Beenderen zitten , en aldaar
die geweldige Pyn vercjorzaaken konden, wel-
ke fomtyds , en in fommige Kwaaien, vernomen
wordt ? Zou men , tot opheldering van
derzelver oirfprang, taevlugt behoeven te nee-
men tot het Gevoelen der genen, die waanen,
dat in het Menfchelyk Zaad de Eytjes vervat
zyn van menigvuldige kleine Diertjes , welke
door den tyd, de gelegenheid dienende, in het
Lighaam worden uitgebroed , en op de een o f
d’andere wys’ aan ’t licht verfcbynen ? Voor-
waarlalle die zonderlinge denkbeelden verdwy-
nen in Rook , nu de beroemde Hoogleeraar
A lbinus , door zyne Ondervindingen, bevestigd
h e e f t , dat zulke Popjes o f Tonnetjes,
door zyn Ed., menigvuldig gevonden zyn in
de
V.
de holligheid van Beenderen, welke, met veel AfdeeI,
Vleefch daar aan , ergens waren nedergezet, LXX.
op dat zy door de Wormen zouden fchoon ^
Smaakt worden. Zyn Ed. twyfeit: met, o f de
Wormpjes waren, nog klein zynde, door die
Buisjes, welke de Bloedvaten , om uit het
Beenvlies aan het Merg te komen, paffeeren,
;n de holligheid doorgegaan ; want de Popjes
vertoonden zig eveneens als die Huisjes welke
de Vliegen , na het uitkomen , rondom het
Been hadden overgelaten. Ruysch , nu , gebruikte
zekerlyk Wormen om zyne Beenderen
fchoon te maaken. Het D iertje, naar een T o r retje
gelykende, door deezen Grooten Man in
zeker Been ontdekt , verbeeldt zig de Hee
Albinus dat een onvolmaakt, pas uitgekomen
Vliegje , zou kunnen zyn geweeft * hoedanig
één, door zyn E d ., oo*k in een Been gevonden
was (* ) . Ik vraag , o f de Wormpjes der
Spektorretjes, en dergelyken , niet zo wel in
het Been zouden kunnen indringen en aldaar de
Verandering ondergaan , als die der Vliegen ?
Het Popje , immers , o f Poppenhuidje , dat
Ruysch in en by zyn tweede Figuur af beeldt,
C t) gelykt veel naar een Popje o f naar het
Masker van zulke Torretjes, hoedanigen men
dikwils aan Vel en Bonten vindt ( f ) . Het gedag
(*) Academ, Annot. Lib. II. Cap. 4.
{+> Advers. Anatom. Dec. III, Tab, J.
ftè Zie het IX. Stok ikezer NatuurLykfi HiJUrie, bladz»
-jn SLQ pn7.