V. ieder van fatfoen als een half Piekyzer. In ’t
A fd eel . o v e r jg e van de langte heeft de Angel een foort
H oofd. Van Vinnen, die met een hoek famenloopen
STUK- aan een Spleet, welke haar onderzyde verdeelt,
en dus ook voor goede Tanden ver-
ftrekken kunnen.
tevens- Deeze groote Hout - Wesp , ftil zittende,
manier. koudt wieken plat tegen ’t L y f , aan de vlakt
e , waarop z y z it , evenwydig; zodanig dat
z y elkander ten deele bedekken. Een groot
gedeelte der onderlten is alsdan geplooid en
dubbeld geplaatst, nederwaards gebragt zyn-
d e , zegt de G eer. De Wieken zyn door-
fchynende, doch hebben een fterke tint van
G e e l, volgens de aanmerking van den Heer
R e a u m u k . Vliegende maaken z y een ge-
ruifch als de Wespen en Hommels, en vliegen
op vollen Dag. Ook hebben z y de drillende
beweeging der Sprieten en Wieken, wanneer
z y niet vliegen, met de Ichneumons o f
Sluipwespen gemeen. De lange Priem, die
het W y fje heeft , zal haar buiten twyfel dienen,
om de Eytjes, even als die, ergens in te
booren ($). Men heeft ’er thans, wegens dien
Hoornswyzen 'Angel, den naam van Urocerus
aan gegeven ( f ) . In Gelderland, daar de Pyn-
en Denneboomen , by de Adelyke Huizen,
veel gevonden worden, zyn deeze Wespen
v ry meer bekend.
CO
C*) Mem. pour P Hifi. dis Ins. Tom, I.' p. 567.
l t ) &} Inf, tnv. Paris, Tom. II. p. 264.
(2) Hout-Wesp, die bet Jgterlyf gefpitsten^ * Eh
zwart beeft, bet Borstfiuk ruig met een l j v . *
geele (ireek voor de Wieken, H oofdö
J STUK.
Deeze, hoewel veel kleiner dan de voor- n.
gaande, kan egter onder de grootfte Infektenf^™*^
van dit Geilagt geteld worden ,zegt d e G e e r ;
alzo de langte nagenoeg een Duim is , en ’t
Agterlyf, op ’t dikfte, een middellyn heeft van
een zesde Duims. Z y is zeldzaamer: hy hadt
’er maar één, die een W y fje was, van ontmoet,
verfchillende in gehalte niet veel van
de voorgaande Soort. Het Masker heeft men
bevonden in oud rottig Pynboomen en Dennen
Hout, te huisveften. Zie hier een zonderling
Geval met deeze Soort van Wespen.
In Welter - Bothnie was, voor eenige Jaaren,
zekere Vrouw, die dagelyks, met verwondering,
een menigte Draaden van haar Webbe
afgefneeden vondt; zodanig, dat z y wel een
hal ven Dag noodig hadt, om die weder famen
te knoopen. Dit nadeel, meende z y , werdü
haar toegebragt door nydige Gebuuren, en zy
bleef daarom een geheele Nagt op, zonder
iets te bemerken. Toen fchreef z y het toe
aan een Spookzel o f kwaaden Geest, en gebruikte
daar tegen veelerley ongerymde Middelen.
Eindelyk, haar Webbe a f gekreegen
heb-
C^j Sirex Abdomine mueronato, atro 5 Thorace Villofo
lituri ante las AluteJ. Faun, Sutc, 926. *Acad, III, p,
325. de Geer. i „ [ i . T, 3®. f, <5,
I. Deel, XU, Stuk*