V.
A fdeei
LXVIII
H oofd
STUK.
Subcolecptrata.
v l ie g je , dat flegts van middelmaatige grootte
is. D ok tor S c o p o l i , n ie ttem in , h e e ft hetzel-
v e ook aangehaald in zyn G e fla g t van & jE L
waar in het de twe ede Soort uitinaakt.
U it dit G e fla g t brengt L i n n ^e u s thans de
E e rfte S o o r t , die den naam van Sicus ferrugi-
neus v o e r t , te b e rd e , onder den bynaatn van
Teftacea , dat is T e g e lro o d e , Conops, welke de
Paftoor S c h ^e f f e r Stomoxoides g e ty te ld hadt
( * ) • D e e z e w a s , naamelyk, in de Zuidelyke
deelen van Europa , door den Heer A s c a n i u s
waargenomen , en naar Sweeden , z o het
fc h y n t , overgefchikt.
Behalve de Atomaria , dus wegens de W i e k
e n , die bruin en zeer fyn met witte Stippeltjes
befprenkeld z y n , gebynaamd , is in Swee*
den nog een Soort van S teekv liegjes ontdekt $
w e lk e , om dat z y naar een S ch ildvleuge lig In-
fe k t eenigermaate g e l y k t , den nevensgaanden
Bynaam v o e r t. Z eke r Jongeling, C h r i s t ie r -
Nin genaamd, heeft dit Infekt b y Upfal waargenomen.
D e K o p , het Borftftuk en de Poo-
te n , gelyken volkomen naar die van een Huis-
v lie g : het A g t e r ly f is ronder , R o e ftk leu r ig ,
zw a r t ge tipt. D e W iek en z yn opgeheven,
naauwlyks langer dan het A g t e r ly f , als afge-
b e e ten , zee r b re ed , dikker dan imanderen, als
gebrand w it en bruin. D it g e e ft aan het Infekt
een wonderlyke gedaante ( f ) .
L X I X .
(*) Syft. Nat. Ed. XII. p. 1006. N. ir .
(t) Ibidem. N. ij .
L X I X : H O Ó F D S T U K .
Befcbryving van ’t G e fla g t der R o o f v l ie g e n ,
ook W o lfv lie g en genaamd.
H' oe ddifler óók de denkbeelden der O u den
waren in de dnderfcheiding der In-
fek ten , te rw y l z y de Horfe ls en Bremfen met
de Vliegen ve rward h eb b en ; het b ly k t n ie ttemin;
dat Afiliis b y hun een In fek t was , het
w e lk vinnig kon fteeken. P l i n i u s , van de
Scorpioenen ert anderen , die met de S ta art
kw e t z é n , gefpröken hebbende, z e g t , , , on-
der de overigen Hebben fómmigén den An-
j , gel in de B e k , g e ly k de AJilus 5 als ook de
Muggen én eënige V lie g en ” ( * ) . D e e z e
Autheur kon Zig niet g ep a fte r , ten dien o p z ig ,
te hebben ü itg ed rü k t; iridien h y ’e r flegts de
Bremfen b y gevoegd had,' in plaats van z é als
de z e lfd e Infekteri aan te merken : doch fdm-
mige Geleerden verbeelden z i g , dat die w o o r den
g e lyk ve ele andereri , door iemand anders
in d en T e k f t ingelafcht z y n ( f ) . A r i -
s t d o t e l e s immers en iE L iA N ü s , hadden-
z e , Wel d u id e lyk, van de Bremfen oriderfcheidèn
(*) Reüqiiorum quibusdam aculeus in Ore, ut Afilo (fivc
Tabanum dici placet,) item Culicibus 5c quibusdam Muleis.
Jlijl. Nat. Eibr. XI. Cap. s8.
(■ {■ ) Aldrovand. de In/, p. 147. Ë.
t. titit. tlt. sivü, 08 2
V .
A fdeel
LXIX.
Hoofds
tu k .
Naam,’