V. ïn dit 'Geflagt thans v y f Soorten' begreepen
LXXEU z y °» als wlgt,
jstük. „ ( .0 Staande, V lip g , die de Wieken half zwart
j. ..... 'beeft. ...
JBombyltus ' * ‘
clowe' D e V l i e g , die R a y v o o r f ie l t , onder den.
naam van Hommelagtige, dik gehaaird en zw a r t
z y n d e , met het A g t e r ly f i tom p , aan de zyden
ros ; -was den 17 A fw il, van ’ t jaar 167-1, door
hem in de Velden by. W a r wiek gevangen. D e z
e lv e b e fch ry ft h y aldüs. „ Z y is v e e l klei-
sy ner dan een gewoone H o n ig b y ; hebbende
de Staart groot en breed, [den Buik en Bii-
J3 Jen zw a r t ; .de R u g digt bezet met een lan-
i juiva „ ge Vuurkleurige f W o l l ig h e id : maar het
je aanmerklykfte i s , dat de Z il vetglanzige W ie -
ken met ve ele zw a r te Stippen gCfprenkeld
„ z y n , en dat de V lie g een zee r lange Spies
„ t o t den Bek u i t f t c e k t , als een Soort van
„ T o n g , die aan 5t end in twee o f driëen is
3-, verdeeld” .
M e t wat r e g t , n u , kan deeze betrokken w o r den
to t een Soort van Staande V lie g en , waarvan
het Kenmerk i s , dat z y de Wieken ten
halve zw a r t heeft ? H o e kan daartoe die V lie g
behooren, w e lk e G e o f f r o y omftreeks Parys
waarnam, hebbende de Wieken by ’t G ewrich t
bruin
( i ) Bombylius A lis femi-nigris. Faun. Succ. 1 1 1 9 . Mp uF F .
Inf. 64. f. 5. ALDft, Inf. 350. f, 10, K.AJ, I k/ , 273. Syft,
Nat, X. Gen. 228,
b ru in en het L y f met een witte Wolligheid
gedekt ( * ) ? Hoe kan dit de z e lfd e zyn als die f x x . '
van D o k to r S c o p o l i , welke ruig is door een Hoofd-
lo ife W o lligh e id , en de W iek en G la s a g t ig o n -STUK*
g e v la k t h e e f t , aan den Grondfteun bruin C f ) \
OndertufTchen worden deeze a llen , erf z e lfs die
van M o u f f e t u s , op welker Wieken ik geen
zw a r t o f bruin waarneem... to t d ee ze Soort b etrokken
( I ) , d ie , volgens S c o p o l i , zekerlyk
kleiner i s , dan de Staande V lie g met ge Hippel-
de W iekenj, van de volgende Soort. H y noemt-
z e ; geheel ros o f grysagtig r o s , mét de Oo*
gen bruin - groen , en liet V oorh oofd g e baard
( § ) . ' ' y ' ~ Éfjlf >
Z ie hiel*, de naauwkeurige befchryvin g Van
deeze Groote Staande V l ie g , z o als d e ze lv e
voorkomt in Sweeden. , , Z y heeft de Snuit
: lang cn a ltoos,uitfteckende . Van de W ie -
„ ken is de helft overlangs b ru in ; die h e l f t ,
, , naamelyk y Welke tegen den dikflen rand
„ aan le g t ; én w i t , die naaH is aan den dun-
„ Hen rand. H e t geheele L y f is zw a r t , maar
ruig eh overal bekleedmet eene W o llig h e id ;
, , g e lyk dat van een Hommel: het w e lk een
„ zonderlinge gedaante g e e ft aan deeze V lie g ,
, die al vliegende Honig zu ig t uit de B loe-
s, men en niet b yt o f Heekt” (§ § ).
(*) M ijl, des Inf env, Varis. T o ir t . I I . p. 4Ö 7 .
( t ) Èniomol. ‘Carniol. p . 3 7 5 . - ar S y j lN a t, K (I, - X U . p . ip p a . -
( $ ) A p u d nos c e r te n .iu o r ( e q d e i j t i , & c . Bid.
F a u n ; S a c c .-E d . IT. p,
i. deel Xii. Stuk. P p 0
w
o