v * j, het Borstftuk, daar hetzelve gewricht is aan
AU ü .L‘ » he£ Agterlyf.
Hoofd- In de Muggen en Schoenlappers zyn deeze
stuk. Werktuigjes zeer blykbaar; doch in veele an-
revfiesjes.dere Infekten, van deezen Rang, moet men
die opzoeken omze te vinden. Dikwils zynze
als met een klein Wiekje bedekt, dat men onder
de inplanting vindt van de W ie k , als naar
het Stompje van een geknotte Wiek gelyken-
de. Het is een hard, witagtig Vliesje, ge-
draaid en omgekruld, zo dat het eene holligheid
maakt die naar een Lepeltje geiykt. In
de Infekten, die dit Lighaamsdeel hebben, is
gemeenlyk de Onruft geplaatft onder het Lepeltje
: welks gebruik ons niet bekender is.
Sommigen hebben hetzelve vergeleeken by een
Hamertje o f Trommelftok, dat op het gemelde
Vliesje zoude fpeelen, en waar door het
gonzend Geluid, Jt -welk veelen derzelven
maaken , zoude veroorzaakt worden: doch,
waar aan moeten wy hetzelve dan in de Hommels
.en andere Viervleugeligen, in welken dat
Geluid flerker is , toefchryven ? Ondertuffchen
is de Onruft aan de Infekten van deezen Rang
zo byzonder eigen, dat men daar aan, met zekerheid,
kan te weeten komen, o f de Infekten
maar twee Wieken hebben: het welk anders,
fomtyds, zig niet zo gemakkelyk laat ontdekken.
Jn de Muggen, wederom, dte een zo
fterk gebrom maaken, ontbreeken de Lepels*
wyze Vliesjes t’eenemaal,
Tot
„ To t dus verre heb ik (zegt Reaumur, )
„ deeze Schulpswyze Vliesjes gevonden aan LXi.
, a lle Vliegen, met twee Wieken, die Snuit-HooFn-
jes hebben, welke naar de Snuitjes van desruK'
, groote Vleefchvreeters gelyken; by voorbeeld
in de gewoone Vliegen der Vertrek -
„ ken i in die van de zelfde geftalte wier L y f
, groen i s ; enz. Om kort te gaan , alle
„ Soorten van Vliegen met een kort L y f, in wel.
„ ken ik deeze Wiekjes heb opgezogt, heb-
„ ben my die voor jt gezigt gebragt. Maar
, , deeze Wiekjes zyn niet van een zelfde ge-
, daante in verfchillende Soorten. Het bo-
„ venfte Schulpje der Vliegen, wier L y f ge-
„ bronft groen is , is niet omgeboogen, gelyk
„ dikwils dat der groote blaauwe Vliegen; het
„ formeert een waare Schulp, zo wel als 5t
, onderfte; zynde deeze beiden door een zeer
„ fmal deel aan elkander gevoegd. In ver-
„ fcheide Vliegen, en vooral in de groote
,, Vleefchvreeters, gaat de rand van de groo-
,, te o f onderfte Schulp tot aan de famenvoe-
,, ging des Lighaams met het Borftftuk: deeze
„ Schulp dekt de Onruft en de laatfte Lugt-
, ftip. Zou dit daar van wel het gebruik zyn?
„ Het fchynt dat zy de beweeging van de
„ Onruft zou moeten tegenhouden: maar mis-
„ fchien belet zy dezelve alleenlyk zig te zeer
,, te verheffen” .
Na de befchouwing derdeelen van hetBorft-Het Ag-
ftuk, gaan wy over tot die van het Agterlyf, y
I. Deel. XU, Stuk. B b 5 het