V. Men wordt alsdan gewaar, dat deeze Snuit
Afdeft ^
L x i v . ’ by haare Opening, aan ’t end, als met twee
H oofd- groote dikke Lippen is voorzien, die tot het
s im . inzuigen der Vogten niet minder behulpzaam
vanPde z y n , dan die van onzen Mond. Meteen Versmat.
grootglas befchouwd zynde, vertoonen zy
zig ongemeen fraay bewerkt, hebbende ieder
een groot getal Groefjes , die aan elkander
evenwydig, en alle byna regthoekig zyn met
de Spleet o f groote middellyn van het Ovaal,
dat den Mond o f Bek maakt. Als men op den
Kop drukt, zwellen deeze Lippen, en dan
ontdekt men, dat die Groefjes geformeerd
zyn door eene ry van Vaatjes, nevens elkan-
deren leggende, door welken eenig Vogt loopt,
het welk de kanten van de Groefjes, die tc
vooren zwart waren, wit maakt.
Het zui- Hoe menigmaaien heeft men niet een Vlieg
£en‘ haar Zuiger o f Snuit, die veelal de Tong genoemd
wordt, ergens op zien zetten,, om te
zuigen. De gelegenheid daar toe , immers,
komt alle Dagen voor : maar de eigentlyke
manier van Zuiging te ontdekken,, is het aar-
tige, dat een Liefhebber der Natuur, in dee-
zen, met verwondering door een gewapend
Oog befchouwt. Terwyl het Lighaam van
de Snuit is vastgezet en ffil gehouden wordt,
bevindt deszelfs end zig in groote beweeging:
men ziet de Lippen verfcheide werkingen doen,
met ongemeene vlugheid. Haar oppervlakten
zyn nu eens in ’t zelfde Plan, dan maakeo
zy
zy een hoek met elkander, o f formeeren een V.
Tregter van meer o f minder wydte; terwyl
de opening van den Bek op honderdley ma- H oofd*
nieren verandert. Het beftendigfte is e en STUK*
foort van Golvende beweeging, die men in
alle de kanten der Groefjes befpeurt, met
fterke drillingen in deeze Lippen vergezeld
gaande. Dit alles toont klaar, dat zulks tot
die werking, welke de Zuiging genoemd
wordt, dienltig zy.
De Sprieten der Vliegen beftaan’ uit ver- verfchïi.
r ° . . der Spilö"
fcheide kleine Leedjes, en loopen uit m een ten.
Palet, die dikker, platter, meer o f min langr
werpiger i s , en uit verfcheide Hukken, welke
tegen elkander aangevoegd zyn, famenge-
fteld. Uit het midden o f onderite van deeze
Palet komt, in veelen, een; Haairtje voort,
naar een Borftel gelykende, het welke zig
dus op zyden van de Spriet geplaatst vertoont;
De genen, waar in dit Borsteltje ontbreekt;
maaken de Eerfte Afdeelirig uit. In fommi-
gen, wederom, zyn de Sprieten als gepluimd.
Het L y f hebben eenigen geheel ruig en W o llig
; anderen maar dunnetjes gëhaaird. Dit
geeft voet tot de vier andere Afdeelingen,
gelyk wy zien zullen.
G eof froy j doof wieri alle de genen, W”Fa^ f •
■ welken de Haairtjes op zyde van de Spriet ont- \ liegen,
breeken j in byzömdere Geüagten geplaatst
zyn ; heeft niettemin ook v y f Afdeelingen
b f Familiëh gèmaakt onder zyne Vliegen f . f Mmhn
Ij DÉit. XII. Stuk, G g 2 In