
Afdeel worc*t 5 verkeerdelyk, een Hondsvlieg ver-
Lil» ' taald , en dat woord is , niet onaartig, van on-
Hoofd- zen Autheur gebruikt voor die kleine Wespjes,
welke, door haare Heek , in de Bladen o f
Takjes van de Boomen en Planten een Knobbeltje
, dat dikwils meer o f min naar een Galnoot
gelyk t, veroorzaaken, en daarom, van
ons, G a l -W e spen getyteld worden.
Het Mas- De Maskers van deeze Infekten gelyken naar
Wormpje- Witte WormPies 5 met een bruinen, Hoorn,
agtigen Kop voorzien, doch verfchillende in
het getal der Pooten. Allen hebben zy ’er
' zes Hoornagtige, gelyk de Rupfen, voor aan
het L y f ; maar de Vliezige zyn fomtyds twaalf;
fomtyds veertien in getal. De meeften onthouden
zig in zeker Uitwasje o f Knobbeltje, ’t
welk door de Heek van het Wespje geformeerd
wordt. A ls , naamelyk, hetzelve E y t.
jes leggen w il, zo bedient het zig van zyn Angel
o f Boor, en maakt daar mede een opening
in een Blad o f in een Steeltje, en laat een o f
meerEytjes, door de Sleuf van dien Angel,daar in
glyden, blyvende door middel van een Soort
van L ym , die dezelven kleverig maakt, op'de
plaats, daar voor gefchikt. De Sappen van
het Gewas, ondertuffchen, door de dus geopende
Vaatjes uitgeftort o f uitloópende, for-
meeren aldaar een Uitwas o f Knobbeltje, waar
in het Eytje is beflooten, en dat langzaamer-
hand al grooter en harder wordt. De zo bekende
Galnooten, vandenEikeboom, worden
op
op deeze manier geformeerd. Na verloop van
eenigen tyd, dit Uitwas reeds groot gewor- Lil.
den zynde , komt het Wormpje u it, en vindt Hoofd-
daar zyn voedzel in het hart van dat Knobbeltje,
’t welk van binnen door hetzelve uitgegeten
wordt. Dus vindt men, de Galletjes
openende, waar mede de Bladen o f de Steeltjes
van verfcheide Boomen o f Planten, in de
Zomer , bezet zyn, in dezelven fomtyds het
Masker van zulle een Wespje. Dit Wormpje
legt, in de kleine holte van het Galletje o f
Uitwasje, doorgaans krom en als opgerold,
met den Kop naby de Staart. Het fchynt zig
naauwlyks te kunnen beweegen, maar de Natuur
heeft aan deeze Wormpjes zeker behulp
gegeven, zynde een foort van zagte Tepeltjes,
die zy op de Rug, en naar believen,
kunnen uitbrengen o f weder intrekken. Door
middel van deeze Tepeltjes kan het Masker
zig voortzetten , om en wederom draaijen,
bipnen de holligheid van het Galletje. Onder-
tuflehen fchynt het niet veel Afgang te loozen;
dewyl men die zelden in de holte vindt.
Mooglyk is zyn Voedzel zo vloeibaar, dat
h e t , verteerd zynde weinig Vuiligheden
over laat, o f miffehien blyven die, evenals in
de Menfchelyke Vrugt, binnen het Lighaam
opgehoopt.
De Galletjes, daar het Masker van de Gal- verfchii
Wespen in huisvest, zyn van verfchillende.^*I.GaUet'
gedaante , grootte en ze lf Handigheid. Men
2 Deel, XII. stuk, vindt