V.
A f d e e l .
LVI1I.
H oofd-
STUK*
Middelen
tegen de
Steek,
immers waar , dat ’er Menfchen zyn , die van
het fteeken der Byën geen aandoening hebben:
terwyl het in anderen zwaare Toevallen of
Ongemakken veroorzaakt. Zo zy de Oogen-
Leden treffen, blyven die eenige Dagen digt
en zwellen niet minder, dan o f men, by geval
, de Oogen met Sap van Wolfsmelk of
Schelkruid gewreeven had.
De Autheuren Hellen ons veel middelen
voor, tegen het fteeken der Byën en W e s pen;
gelyk de Sappen van verfcheide Planten,
P is , Azyn , Koeij en - Stront, Olyven-Olie,
koud Water , het Lemmer van een Mes of
ftuk, Gelds daar op gelegd, en wat dies meelis.
' Alle zodanige middelen heeft de Heer
R e a u m u r met weinig vrugt geappliceerd, en
geftampte o f gehakte Pieterfelie, alleen, fcheen
hem van een aahmerkelyk goede uitwerking te
zyn. Een frifch Salieblaadje, op de Kwetzuur
gelegd, werdt voor eenige Jaaren, in een
Werk van taamelyke agting , als een onfeilbaar
middel daar tegen aangepreezen (*)• Het
is zeker , dat de hoedanigheid van de Steek
een groot verfchil in deezen maakt: zo er iets
van "den Angel in de Wond gebleeven is , zal
de Ontfteeking niet bedaaren, voor dat hetzelve
uitgehaald o f op eenigerley manier geloosd
z y : anders doet een weinig Water o f A zyn ,
o f ’t Sap van eenig Kruid, Vet o f Olie, de
Pyn
(*) Ephtm, Nat. Curiofor, D*c, Jllt Ann, 7 & 8.
Pvn weldra bedaaren. Men moet de geftoketi v -
plaats wryven met eemg fterK doorciringenu Lvl{[_
Loogzoutig middel, zegt G eoffroy ; als H^ofd-
wanneer de Pyn in ’t kort overgaat ( * >
Misfchien zou onze groene Zeep, dan, daar
to e , wel het befte en gereedfte z y n , als zyn-
de ook een beproefd^Middel tegen het branden
van eenig Lighaamsdeel door Vuur o f kookend
Water.
D a t, ondertuflchen, het fteeken zelfs der Paarden
tamme Byën , hoe weinig ook om ’t ly f lchy-gjdood.
nende te hebben, niet te veragten is, blykt
uit Gevallen, wier geloofwaardigheid niet in
twyfel kan getrokken worden. Uit Engeland,
niet alleen, heeft men ons, voorbeelden verhaald,
van Paarden door By-ën gedood; en
zelfs nog in ’t jaar 1762, van een Man met
een Paard, die beiden te famen, door haar,
om ’t leven gebragt werden: maar in ons eigen
Land ondergingen in ’t jaar 1750, den 2
M e y , niet ver van Zevenbergen, twee Paarden
te gelyk, dus, wreedaartig, den marteldood
van een geheel Heirleger zulke ligt gewapende
Troepen, die ’t zy ten onregte, o f
met reden, op dezelven verbitterd waren ( f ) .
De Byënhouders wapenen zig ook, wanneer
zy een nieuwe Zwerm in een Korf doen o f de
Byën
(*) ll s'agit de frotter 1’endroit piqué, avec quelque Alkali
fort & penetrant, la douleur eft paffee en peii de tempt,
Hiß. dis Inf. env. Paris. Tom. II. p. 399*
( f ) Zie Nederl. Jaarboek.ea van 1750, bladzi 628,
I. DEM.. XII, STUK, V 3