V.
A fdeel
LX XI.
H oofdstu
k .
Schaapen
Luis,
„ de Luis, tot aan den Kop to e , diep in de
„ Huid gedoken wordt (*). Wanneer de An-
, , gel indringt, kan hy zig een weinig ombui-
„ gen, ten einde onder de Huid ook zyde-
,, waards zig te kunnen uitftrekken en dus van
,, alle kanten het Sap naar zig haaien. Uitko-
„ mende zyn deeze Jonge Luizen reeds half
, , zo groot als de Ouden, en, by aldien eene
, , Schaapen-Luis zo veele Neeten aanzette als
, , de Hoofdluizen, zou dat dikgewólde Vee
,, ’er onverdraaglyk door geplaagd worden.
, , De afgefchoorene W o l, niettemin, is vol
„ zodanige Neeten , '’•die ’er door ’t wafichen
, , en kammen menigvuldig uitvallen, en, wan-
„ neer de Schaapen gefchooren z y n , komen
,, de Kraaijen en andere Vogelen, om deeze
„ zwartblaauwe Schaapen-Luizen, welke als-
. dan ook van verre zlgtbaav zyn., op tezoe-
„ ken tot haar Aas. Het Agterlyf is van de
„ Borst,waaraan de Pooten zyn , afgefcheiden,
hangende met zyn dunfte deel daaraan. Het
„ is van onderen breeder en dikker , en byna
,, driehoekig van figuur , zynde bovendien
,'inet fterke Haairtjes , hier en daar bezet.
„ De Kop is geheel kort en vlak, zonder Hals,
„ doch heeft van vooren twee blyken van Oo-
, g en ,‘ en agter zig een Hals-Scbild” .
Eer
: (*) juist even het zelfde heeft Reavmur aangaande de
Scheede, waarin de Spinnekop-Vlieg haaren Zuiger verbergt,
waargenomen. Zie bladz, 609, hier voor.
Eer w y , hiermede, van de Gevleugelde In-
fekten afftappen, zal ik nog gewag maaken LXXL ’
van zekere Diertjes, die, als naar Vliegende Hoofd-
Luizen gelykende, voorgefteld zyn , en door ^ ^
• zeker Heer, genaamd P a u l in i , in de voor- Luizen,
waande Eeuw waargenomen ( tJ . Deeze Au-
theur drukt zig , daar omtrent, in de volgende
bewoordingen uit. , , Op zekeren dag uit
„ Westphalen naar Waarsbergen gaande ,
„ werdt 1, by een Dorpje, een Jongen van my
,, ontmoet, die op de Zwynen pastte en bitter
„ huilde. Hy hadt zig ontkleed, en klaauwde,
,, uit al zyn magt, zyn Hoofd en zyn Lig-
,, haam overal. Ik naderde hem , en zag
„ rondom zyn Hoofd een menigte van gewiek-
,, te Infekten zwermen, diehy Vliegende Lui-
„ zen noemde, en waarvan fomuiigenhem, tot
„ bloedens to e , gebeeten hadden. Ik namze
„ met oplettendheid waar 1 zy waren zwaï t en
hadden zes Pooten; verfchillende van Luizen
„ niet dan door haar Wieken. Z y kwamen
’ ’ my van grootte voor, als Varkensluizen, en
maakten, onder het zwermen in de L u g t ,
een weinig geraas. Ik deed dit Kind eenige
„ Vraagen, en vernam uit hem, dat by dit
, , Ongediert van de Zwynen, die hy hoedde,
„ gekreegen hadt, welke, wanneer zy zig in
„ de Slyk gingen omwentelen op een Moeras-
„ «ge
(IJ Epkem. Natur. Curhf. Dec, II. Anni 1687. Obferv?
ï8.
I. DEEL, XII. STUK.