V.
A fd e e l ,
LX1V.
$i00FD'
STUK.
XIX.
Nemorunt.
Bolch-
Vlieg.
Ï>L.
Xcviii.
f ’S -9 , ic
XX.
turn.
Heefter*
V lie g .
C l 9) V lieg, die ruig-is met Borft elf frieten, hebbende
het Agterlyf geel geringd, mét drie
‘witte ( f ) Gordels,,en den voorften 'Ring
cp de zyderl geel.
De Vlieg , welke uit het Werk van R e a u -
mtjr aangéhaald wordt, kwam voort van Wormen
, die de Plantluizen eeten. Volgens den
•bynaam zou zy veel moeten voorkomen in de
Bosfchen van Sweeden- Die Vliegen, op onze
Plaat X C V I I I , in Fig. 9 , 10, afgebeeld,
wier tekening, pp het L y f , hoog-geel of
Oranjekleurig is , fchyneq hier ergens t’ huis
gebragt te moeten worden. 1 De eigentlyke
gefteldheid der Sprieten heeft men, wegens
de fynheid van het Ëorftekje, dat aan de Paletten
z it , niet wel op dp Plaat kunnen ver-
toonen. Deeze Vliegen, die men, ten op-
zigt van de tekening, onder de raarften tellen
mag, zyn hier te Lande gevangen op de bloei-
jende Diflels en Klisfen.
(20} V lie g , die ruig is met Borjlelfprieten; het
Borfiftuk graauw, het Agterlyf bruinag-
tig hebbende, mei den eer [ten en tweeden
Ring, op zyde, Roefikleurig.
Dec-
(19) Mufca Antennis Setarüs tomentofa, Abdomine feg-
mento Inteo eingnlisque tribus albis 5 fegmento primo lateribus
Lteo. Faun. Suee. 1078. .Me r . Eur. Tab, 2. R eaum. l»f.
l ï l . Tab. 31. fig.'8. A lb-/k/, T. 3. f, ivr, L.
Cf) Geele j wordt in de Verhandelingen van Upla'l gezegd.
Ceo) Mufca Antenms Setarüs tomentofa; Thorace grifèo;
Abdomine fubfiisco, fegmento primo fecundoque latere ferru-
gineis. Syft. Nat. X, •...... '*
Deeze komt op de bloeijende Weidlanden V.
voor, en gelykt veel naar de voorgaande. £ x iv .L‘
C2O Vlieg3 die riiig is met Bwflelfprieten, heb-™™*
, bende bet Agterlyf bruinagtig en van ééne
kleur; de Schenkels der Agterpooten famen-
gedrukt bultig. viKg.“ '
Het Wormpje van deeze, ’t welk naar den
Worm met de Rotte-Staaart gelykt, wordt
doorgaans in Sekreeten, Gooten, en andere
rottende vogtige Vuiligheden gevonden; weshalve
G o e d a a r t het den' Varkens-Worm noemde.
Die Autheur is grootelyks bedroogen ge-
weeft, wanneer hy zig verbeeldde, dat ’er
weezentlyke Honigbyën voortkwamen van
deeze Wormen: want, Tioewel het waar is ,
dat de Vlieg in geftalte grootelyks naar een B y
gelykt, is z y doch door het getal der Wieken
zeer veel daar van onderfcheiden. Het gene
hem bedroogen heeft, was, dat deeze Vliegen
de zoetigheid beminnen, aazende niet alleen
op de Bloemen, maar ook gevoed kunnende
worden met Suiker. Dus kan men ze lang,
zegt h y , in ’tLeven houden, en fomtyds heeft
men ze ook wel drie Weekpn zien leeven zonder
eenig voedzel.
Lin-
( i \) Mufca Antennis Setariis, tomentofa; Thorace grifeo
Abdomine fubfusco unicolore, Tibiis pofticis comprelïbgibbii»
Faun. Suec 1072. GOED. Inf I. T. 2. SWAMM. Bibl. T. 38.
f. g. L ist. Goed. T. 126. Reaum. Inf. IV. T. ao, f, 7.
RAJ. Inf. 272. BLANCK. Inf. T. 10. fig. F.
I. Deel. XII. Stuk, H h 4