V.
Afdeel,
LV.
H o o f d stuk.
Na am,
Geflagt van gemaakt heeft , onder den naam
' van Eulophus; waar van hy de kleine Popjes
op Linden Bladen valt gepen t vondt. De
Wespjes , daar uit komende, met dergelyke
Takkige Hoornen, waren glinfterend Goudgroen
, met de Sprieten geelagtig en de Pooten
wit. Deeze Soort fchynt alleenlyk wat groo-
ter te zyn; maar anders, gelyk zyn Ed. zelf
oordeelt', tot een zelfde Geflagt te belmoren
C l-
Sluipwespjes met dergelyke getakte Sprieten,
heeft Doktor Scopoli in Karniolie ook
gevonden; doch daar van waren ’er verfchei-
dene uit één zelfde Rupsje voortgekomen,
en dus mooglyk, wederom, een verfchillende
Soort (f_).
L V I . H O O F D S T U K .
Befcbryving van 't Geflagt der Basterd-W espen,
die als een middeljlag uitmakken tujfchen
de Rupsdooders en de eigenlijke Wespen, en waar
vanfonmigen, niet oneigen, Zak-Wespen, anderen
Goud-Wespjes genoemd worden.
H et Griekfqhe Woord Sphex, ’t welk even
’t zelfde als *t Latynfche Woord Vefpa
bete-
H'ft. dis Inf. tnv Paris. "TOM. II. p. 313, ï l . XV*
f . 3 . .
( t ) Entmil, Carnbl, p, 289,
betekent , vind ik , door L inNjEüs , tot een A
Geflagtnaam gebruikt voor die Wespen, wel- l v i .
ken de Heer R e a ü m u r door den- tytel van H o o f d -
Guepes Ichneumons onderfcheiden heeft van dieSTUK‘
van *t voorgaande Geflagt, by hem Mouches
Ichneumons genaamd. Ik geef ’er thans den naam
aan van B a s t e r d - W e s p e n , om dat zy door
haar poftuur voornaamelyk verfchillen van de
eigendyke Wespen, met welken z y , in Levensmanier
, veel overeenkom!! hebben. Den
naam van Rupsdooders zou men ’er ook aan kunnen
geeven, dewyl zy dikwils Rupfen dooden,
en in haar Neft fleepen; maar die van Ichneumons
fchynt, wegens de Levensmanier, niet
op haar toepaffelyk te zyn. S u l z e r had de-
zelven, in ’t Hoogduitfch, After-Raupentodter,
dat is Bafterd-Rupsdooders, getyteld.
Deeze Infekten maaken doorgaans in de Levens.
Aarde haare Nellen, ieder één, dat een lang-mamer*
werpig Gat is, op welks bodem haar Jong huis-
v e ft, het welke zy met doode o f leevende
Diertjes, van allerley Soort, tot zyn Aas voorzien.
Men vindt ’er ook we l, die het zelfde
doen in holle Boomen, o f in uitgeholde Boomtakken
, ja in gaten van een Muur. In doode
takken van Eikeboomen, die ten deele verrol»
waren, vondt R e a ü m u r een menigte Nellen
van zodanige Wespen, met Rupfen, Vliegen
en andere Infekten gevuld, benevens verfchei-
de Maskers o f Wormen in fommigen, in anderen
Poppen, uit welken hy Balterd-Wes-
I. PfiBL, x il. Stuk, PcR