4_i 6 B e s c ö r y V i n g VA#
V. Vleezige Tepeltjes boven den Bek. Tot vob
L x iL ’waflenheid gekomen, is hy groöter dan de
Hoofd- Wormen van het Gedarmte der Paarden. en
STUK *
kleiner dan die van de Huid der Runderen.
Dan verandert zyne witte Kleur allengs in
bruin, en, hy moet al taamelyk bruin zyn,
eer men hem in een Bak met Aarde doet, als
hy te regt zal komen. Indien mén hem met
een Vergrootglas befchouwt, wordt men gewaar,
dat zyn Buik, tuiTchen de Ringen, met
fyne Doornen bezet is, die zelfs gevoelig zyn,
wanneer men den Worm . tuiTchen de Vingers
kruipen laat. Aan de prikkeling van die Doornen
, wanneer de Worm zig llerk beweegt in
de Voorhoofdsholligheden der Beéilen , zal
men dan buiten twyfél die Vlaagen van Duizeling
o f Dolheid moeten toefchryven , in
welke dit anderszins zo zagtzinnige Vee fom-
wylen vervalt: men ziet ze opfpringen, en
met den Kop tegen Hekken, Paaien, Böomeii,
Steenen, o f iets anders dat hard is, ftooten, en
meer dergelyke beweegingen maaken.
Geftaite Deeze Horfel-Vlieg is zeer vadzig, en fchynt,
Hotici.n haar geheele Leven lang , weinig gebruik te
hebben yan haaré Wieken o f Pooten. Haar
Grondkleur is Afchgraauwagtig, doorzaaid
met zwarte Vlakjes en kleine Knobbeltjes yan
de zelfde Kleur, die haar als Sagrynagtig van
Huid maaken: want zy heeft, op het L y f , wéinig
Haairigheid. Het voorfte van den Kóp is
bleek, eii de Pooten zyn eenigermaate bruin:
D E . H o R S E L E N. 417
de: Wieken, met zwart geaderd bedekkende^J^
de Ooruilen o f Tegenwigtjes t’eenemaal. Z y LXII.'
heeft, v o o r ’t overige, den Kop zeer groot,Hoofd-
en met het Borstftuk byna van langte als het STUi£’
Agterlyf.
Een Zuiger heeft R e a u m u r opgemerkt, dat
aan deeze Vlieg , zo wel als aan de andere
Horfels, ontbreekt. Voorts is door hem veel
moeite aangewend, om te ontdekken, o f tus-
fchen de drie Pukkeltjes, voor aan den Kop,
ook een Opening ware, die men voor den Bek
zou kunnen houden. , , Om de Vlieg te dwin-
,, gen, dat zy my die toonde (zegt h y ,_) heb
„ ik haar, te vergeefs, Suiker aangebooden,
,, daar zy geen agt op gaf. De Syroop ook,
„ welke ik tuiTchen de drie Pukkeltjes deedt,
, , werdt van haar niet weg geituuwd o f inge-
„ haald. Ondertuflchen is ’t niet ongeloof-
„ baar, dat dit Infekt zyn Leven doorbrengt
„ zonder Voedzel te gebruiken; nu men w eet,
,, dat verfcheide Soorten van Kapellen in ’t
,, zelfde geval zyn. Ook heeft V a l i s n i e r i
,, een dergelyken Horfel twee Maanden lang,
„ beilooten, in ’t Leven gehouden, zonder
„ dat hy ’er iets aan te eeten o f te drinken
» gaf
R e a u m u r meent , met reden, te kunnen
vaft Rellen; dat ’e r , ieder Jaar, ten minfte
twee Voortteelingen van deeze Vliegen zyn.
Den 7 'April, naamelyk, hadt hy reeds Wormen
uit de Voorhoofdsholligheden van Lam-
D d me