DE J U F FERS OF L i B E LLEN. 2 9
als van gepolyst Metaal: dóch de tippen der^F^ ‘EL>
laatstgemelde en de onderfte oppervlakte van* XLV.
alle de Wieken, was donkerig o f zwart. Hoofd-
C16) Juffer, die de Wieken paarsagtig , met xvr.
^ J J 3 , Tarnen»
een witten Band; de voorjten aan de tip- cana.
pen wit heeft; de agterfien met een wit
Streepje by 't Gewricht.
Volgens de Afbeelding was deeze iets kleiner
o f korter, doch dikker van L y f dan de
voorgaande, als niet boven een Duim lang zyn-
de. De Kleur is zeer wel uitgedrukt. E d -
w a r d s meende, dat deeze Soort afkomffig
was uit de Weftindiën.
De Heer 1’ A d m i r a a l heeft de goedheid
gehad, van my, op tnyn verzoek, tel begunstigen
met den toeftel voor een geheele Plaat
van uitlandfche en zeer zeldzaame. Juffers, die
. bynaalle, onzes weetens, nog nooit afgebeeld
z y n , als hier nevens. Vier derzelven zyn hem
uit Nieuw-Jork overgezonden , twee komen
uit Suriname en de twee anderen uit Oostindie.
Ik zal dezelven, zo veel mooglyk, befchry ven.
Op Plaat X C I I I , is Fig. i de Afbeelding Nï«uw-
van een zeer aartige Juffer, die wy Zes-Vlak- p^^cm.
kig zouden kunnen noemen, om dat dezelve, 1»a.
op ieder paar Vleugelen, zes groote bruine
Vlaklihellula
Alis purpurafcentibus, Fafcia albi 5 primo,
ribus apice albis , pofticis linea bafeos alba. Edw. Av. 174*
T. 174.
L DEEL. XII. STUK.