V- ■ In Karniolie, nam Doktor Scopoli , in ’t
LXL ’ Voor-Jaar, zeker Springend Diertje waar, dat
H oofd- met Bloemen van Hoefblad was ingezameld,
springen- en ^et we^ hy tot dit Gellagt heeft t’huis ge-
de. bragt. Hetzelve was driemaal zo klein als een
L u is , bruin en glad; hebbende de Nypers en
Pooten Roeftkleurig ; de Sprieten drillende,
geknakt, langer dan het Borstftuk; met een
langwerpig, fpits, bruin Leed je geknodft;
den Stam witagtig: het Agterlyf Eyrond, van
onderen met een famengedrukte Plooy.
Deeze byzonderheden moeten met het Mi-
kroskoop waargenomen zyn in dit kleine
Diertje, het welke fnel liep, en zagtjes aangeraakt
zynde fprong, beweegende de Sprieten
onophoudelyk (*_).
L X L H O O F D S T U K .
De Eigenfchappen der T weevleugelige In-
fekten, in ’ t algemeen.
Naam. T V Mekten van alle Rangen, die tot nog
■ L' toe door my befchreeven z y n , hebben
vier Wieken; het zy de twee bovenften, hard
en Hoornagtig, als tot Scheeden o f Dekfchil-
den verftrekken, gelyk in de Torren, Spring-
haanen, en dergelyken: het z y alle de Wieken,
Mutilla Saltattixi Enttm. Carr.itl . p. 31+.