V.
A fd e e l ,
' LXIV.
H oofd-
STOK,
Jongwerpcnde
Vliegen.
hebbende aan ’ t eene end een foort van Wiek.
jes , waardoor z y zig gehoornd vertoonen.
Een dergelyk maakzel was noodig, wegens de
plaats, daar dit Infekt zyne Eijeren legt: naa-
melyk op den Drek van Varkens , Koeijen en
andere Beeften: ■ daar deeze Eytjes niet te diep
moeften inzakken , opdat het uitkomende
Wormpje Lugt zou kunnen fcheppen o f Adem
haaien. Alle de Eytjes der Vliegen zyn niet
zo zonderling:; hoewel men ’er veelen ontmoet
, die, . met bet Mikroskoop befchouwd
zynde, zig op verfcheiderley wyzen gefhippeld,
gegroefd, o f op een andere manier bewerkt
vertoonen ; terwyl anderen geheel eenvoudig,
effen, en als glad gepolyft van opperylakte
zyn.
Daar zyn Vliegen, (het welk een zeer aan*
merkelyke hy zonderheid uitmaakt,} die geen
Eytjes leggen, maar leevende Jongen vóórtbrengen.
Over deeze Jongwerpende Vliegen
heeft R e a u m u r een geheel Vertoog gemaakt
( f ) , waar uit ik, hier, eenige byzonderheden
zal ontkenen.
„ S cA L iG K R , waargenomen hebbende,
,, dat een zodanige V lie g , op zyne Hand,
„ leevende Jongen geworpen h ad t, befloot
„ daar uit ten onregte, gelyk R e d i aanmerkt,
„ dat alle Vliegen van dien aart waren. Deeze
„ voegt ’er b y , hoe Pater F abri niet minder
( | j Des Mouches Vivipares a deux uitles, Tom. IV. Mem. 10*
der ongelyk had, van 3 flaande té hóuden, V. ? ° j j A fdeel
„ dat alle Vliegen Eijerleggende waren , als LXiv .’
„ van eenigen de Eytjes hebbende gezien. Hoofd-
,., Voorts gaf hy in bedenken, o f nietde Vlie-S1UK*
„ gen, die anders Eytjes leggen, door zekere
„ omflandigheden in ’t geval gebragt konden
,, worden, dat z y , in plaats van Eytjes, lee-
„ vende Jongen wierpen: mooglyk, dagt h y ,
,, zou een grooter trap van Warmte daarvan
,, de oirzaak kunnen zyn : maar die Vraag
,, komt (zo R e a u m u r oordeelt) op ’t zelfde
,, u it : als, o f niet een Hoender-Ey, door lang"
„ duurig verblyf in ’t Lighaam van de Hen,
3, aldaar uitgebroed zou kunnen worden. Zo
,, min, nu, als men ’t eene gezien h eeft, is
, , miffchien het andere ook ooit gebeurd! De
„ Schepper heeft gewild, dat de Dieren, die
„ leevende Jongen voortbrengen, inwendig
„ anders gefield zouden zyn, dan die Eijeren
„ leggen; en even dit zelfde heeft ook by
, , de Vliegen plaats” .
Gelyk w y , onder de Infekten in ’t algemeen,
tot nog toe flegts de Plant- en Schildluizen,
en mooglyk op ver na niet alle Soorten daar-
van * , gezien hebben Jongwerpende te zyn ; * zie bet
zo is ook het getal der Soorten van Vliegen Sm SÜö*k
üie deeze eigenfchap hebben, gantfch klein.en *so.
G e o f f r o y heeft ’er thans, omflreeks Parys,
maar twee waargenomen, beiden op de Klimop
huisvestende. R e a u m u r , ondertuffchen,
kende daarvan zes pf zeven Soorten, én hy
I» Deel* XII* Stuk« meen»