, v * Het blvkt dan klaar, dat die Lighaampjes,
A fdeel. • . • . „ LIX. grooter dan de Mieren ze lf, en geelagtig of.
H oofd- vuil wit van Kleur , we lke' men gémeenlyk
s t u k . Mieren-Eyereii noemt, niet zyn dan de Popjes
dIr°Mie-S der Mieren o f de Wormpjes, nog niet veran-
ien. dërd, en óm dat zy géén Pooten en naauwlyks
een zigtbaaren Kop hebben, naar Eytjes gely-
kende. Het Aas, dat de Mieren naar het Neft
brengen, ftrekt, in de eerfte plaats, tot voeding
van déeze Wormpjes. Men wil , dat,
als het Voedfel fchaars is', de Mieren zelf
vallen, om de Jóngen geen Honger té laaten
lyden: hét welk een Voorbeeld zou zyn van
Kinderliefde, zo groot ‘als men zig kan verbeelden:
■ • •
Popjes’. 1 Het Masker, in een Popje zullende veran.
deren, legt ten tweeden maale zyne Huid af,
en krygt een Vliesagtig bekleedzel, door het
wélke alle de Leden van de Mier, die zig in
hét Popje klaar vertoonen, om wonden' zyn.
Voor deeze 1 opj es hebben de Mieren even ge-
lyke zorgvuldigheid als Voor de Wormpjes en
Ëyertjeis. Het een en andere ftrekt voor ver-
fcheide Tnfekten en Vogeltjes tot Aas, gelyk
dé Mieren ze lf voor den Mieren-Leeuw, een
Ihfekt, dat ’ér 'öneindigen verflindt.
; j, Dewyl men gezien hadt, hoe vly tig de Mie-
„ ren deeze zogenaamde Eyeren, wanneer de
5, Zon te fterk fchynt, daar voor tragten te ver-
,j bergén; zo hebben dé Vogelvangers daar uit
}3 de Konft geleerd, oiti' alle de Eyerén van een
•• „ Neft,
Neft, op een gemakkelyke w y z e , te bekomen. V.
*?Zy hangen, naamelyk, by de Mierhoopen,
Doeken op, o f zettén ’er Plankjes voor, om H o o f d -
5 ) STUK
„ Schaduw te maaken. Als nu de Hitte der Zon
de Hoopem. doet opfcheuren, zo neemen d e .
Mieren de Eyeren, en brengen die ylings in de
,, gemaakte Schaduwe, waar doormen dezelven
‘ dan in menigte kan vergaderen.
, Alzo dé Mieren haare Eyeren o f Jongen,
„ onder bedekking van den Hoop, aan alle zy-
„ den, uitgenomen naar ’t Noorden, en voor-
„ naamelyk aan die zydé, alwaar de warmte
„ der Zonnefchyn, doch niet met de bloote
„ Straalen, de Jongen kan koefteren o f uitbroe-
„ den, nederleggen, en derhalve de Aarde al-
, , daar geduurig omroeren , zo kan ’er geen
„ Gras o f Mos groeyen, dat in tegendeel die
, , Hoopen aan de Noordzyde doorgaans bedekt.
„ Den Noorwegeren en Laplanderen ftrekt dit,
,, in de Wilderniffen, tot een teken en wegwy-
,, zer, waar op zy reizen kunnen, in dagen als
„ de Lugt betrokken is, even als op een Kom-
„ pas (*>.
Van ouds zyn de Mieren, zo wel als haare Gebruik
Eyeren, en de Nellen z e lf s , ónder de Genees-^Mie*
middelen geteld ge weeft. Men heeft ontdekt,
dat z y , door Deftillatie, een Geeft geeven,
die fcherp zuur is , en deeze Waafem openr
haart zig door het enkel omroeren van een
Mie-
( *) I.1NN, Aanmerkingen in de StokJ). Verhand, van 174**
I. Deel. XII, Stuk. Z 5