V. ker, dat de Oogen, zo wel in deeze als in die.
A fdeel.
XLVlii. Goudglanzig zyn.
^stuk*" D e Heer G f.o f f r o y betrekt deeze Soort tot
K le in e * z Yne Gaasvlieg met geftippelde Wieken ( * ) ,
die veel kleiner is dan de voorgaande, hebbende
de Sprieten zo lang als’tL y f , maar niet zo lang
als de Wieken (f_), ende Oogen van even de
zelfde glinfterende Goudkleur. Het geheele
Dier, zegt hy, is geel. Zyne Wieken, byna tweemaal
zo lang als het L y f , zyn doorfchynen-
de, met de Aderen bruin geftippeld. Het Masker
is korter en ronder dan het voorgaande, en
draagt op. het L y f een bekleedzel gemaakt van
de rompjes der Plantluizen, welkèn het uitge-
zoogen heeft. Buiten twyfel heeft hy hier die
Soort op ’t oog, welke de derde is by R e a u -
m u r , als ook by R o e s e l ‘, en door deezen
laatften zo duidelyk onderfcheiden wordt van
de tweede, dat het te verwonderen is , hoe
men Fig. 5 , welke dezelve af beeldt, ook tot
de eerfte Soort heeft kunnen betrekken,
witte. In de Befchryving der Sweedfche Dieren,
vind ik , thans, twee nieuwe Soorten van
Gaasvliegen aangetekend. De eene, genaamd
de W itte , heeft het L y f geheel w it, en de
Adertjes der Wieken zyn in 't allerminfte niet
donker. Z y is wezentlyk ook kleiner dan de
eerfte
(*) l ’Hemerobe a A ile s p onótuées. Hiß. des Inf.tnv.Paris,
T om . II. p . 255’.
^ F r i s c h h ä d t , in de Sprieten v an z y n G o u d -O o g ig e
S t in k v lie g , meer d an hond e rd k le in e Leedjes ge fte ld .
eerfte Soort , en de Oogen zyn groen - Koper- Afj^'el
glanzig. Men heeft ze by Upfal waargenomen. XLVIII.
De andere Soort, genaamd de Ruige, heeft Hoofd-
de grootte van een Vlieg : het L y f is bruin,
als ook de Oogen. De Wieken zyn witagtig,
de bovenften o f voorften met Haairige Aderen
en twee bruinagtige Banden: de Sprieten van
middelmaatige langte. Men heeft deeze op
de Hoplanden gevonden.
F rïsch heeft, dat zonderling is , ook der-
gelyke Haairigheid o f ruigte op de Wieken
van zyn Goud- Oogige Stinkvlieg ontdekt.
„ Alle Draaden o f Aderen daar aan, (zeg th y)
„ zo wel in de langte als overdwars, zyn met
„ kleine Haairtjes bezet.” Hy merkt aan dat
dezelve, ” wanneer menze met Handen aan-
y, raakt, een vogt van zig laat gaan, dat als ,
; „ Menfchen-Afgang ftinkt. ”
('x') Gaasvlieg, die, Tegelrood isi hebbende de tii.
0 0 . PhaUnat-
IVieken aan het Gewricht meteen Stekeltje, des. KspCrdJi*
en aan den Rugrand van agteren uitge- t ig .
fneeden.
Deeze Soort, zeer naar een Kapel gelyken-
k e , komt zeldzaam by Upfal voor. De W ie ken
zyn breed , kort ros-vaal en Netswyze
geaderd, met een uitfteekend puntje boven het
Gewricht der voorften, en in ’t midden een
don-
£3} Hemerobius teftareus, Alis bad muetonatis; margi-
11e Dotfali poftice excilis. Sjfi, Hat. X.
I. Deel. XII, STUK’ F 3