V.
A fdeel.
LUI.
H oofdstuk,
Naam»
D H L H O O F D S T U K .
Befchryving van 't Geflagt der Blad - W espen ,
dus genaamd, om dat derzelver Maskers, gelyk
de Rupfen, op de Bladen aazen; tot -welken die
behoort, daar men den naam van T weejaarige
Dintworm aan'gegeven heeft,
M en heeft den Griekfchennaam, Tenthredo,
weleer toegepast op een klein llag van
Horfels, in kleur naar Wespen, in grootte
naar Byën gelykende, welke wel op de Bloemen
aasden, ddch geen Honig wonnen. Sommigen
, evenwel, meenen, dat dit woord af-
komftig zy van de Smaak, welke dat Infekt
hadtinGebraad en Visch; deswegen, als een Panlikker
, de Keukens bezoekende. De naam van
Sluip-Wespen zou op de Infekten van dit Ge-
flagt toepaffelyk genoeg zyn: aangezien de
Wormen o f Maskers, uit welken zy voortkomen
, van de Bladen, waar op zy geaasd hebben
, inderdaad wegfluipen. Gemeenlyk worden
alle die, welke, tot de Verandering, in den
Grond kruipen, o f gelyk de Gal-Wespjes,
Hout-Wespen en Rupsdooders, uit plaatfen daar
menze niet verwagte, en door een klein gaatje
, te voorfchyn komen; Sluip-Wespen geheten.
W y zullen dan, met Roesel, aan die
van dit Geflagt den naam geeveB van Blad*
W espen. De Heer Sulzer had deeze, in ’t
byzonder, Scblüof-Wespen getyteld, D e Franfchen
fchen noemen z e , wegens de figuur van den V.’
Angel, Mouches a Scie, dat is Zaag-Viegen. T/nt*'*
De Maskers van deeze Infekten gelyken zo H oofd*
zeer naar Rupfen , niet alleen in Geflalte enSTUK‘
Kleur, maar ook in Levensmanier, dat het k e u .
Gemeen ’er dezelven dikwils voor neemt. Het
i s , alleenlyk, voor de oplettende en kundige
Liefhebbers bewaard, dezelven daar van te
onderfcheiden door het getal der Pooten, De
eigentlyke Rupfen, dat is , daar Kapellen van
komen, hebben ’er nooit meer dan zestien,
maar wel minder: daar het getal der Pooten in
deeze Maskers, die men deswegen dikwils on--,
echte o f Bajlaard-Rupfen noemt, altoos grooter
dan zestien, en doorgaans twintig o f tweeëntwintig
is. De zes voorften komen w e l, in
Hand en figuur, met de Hoornagtige Pooten
der Rupfen overeen; maar de overige Vliezi-
gen zyn niet met Haakjes aan het end voorzien.
Z y hebben, bovendien, nog een weezentlyk
verfchil in de Kop, die niet, gelykerwys in
de echte Rupfen, uit twee (ronde Kalotjes,
maar enkel uit één ftuk bellaat, dat evenwel
ook Hoornagtig hard is en rond, met Oogen,
die zo groot niet zyn.als het gene men ’er
voor houdt in de Rupfen. Het Lighaam, ins-
gelyks uit Ringen famengefteld, is , in ver de
meeften, glad, en in zeer weinigen gedoomd; •
ja, die het in de jongheid zyn, worden naderhand
meeftal glad, De Kleur is aan derge-
lyke verwifleling onderhevig, Men vindt de
j. deel. xii. stuk.* I 5 mees