V. D e e z e , d ie , z o w e l als de voorgaande, de
L X i x f ’ S rootte van een V lie g h e e f t , völgens L i n -
H ooko- nalus, wordt op de Bloemen gevonden.
STUK.
xi. C1 1 ) R o o fv lie g * die zwart is en kaal, met de
öeiand-*1* Wieken zwart, de Dy'en en Onrusten
fche< Roestkleurig.
Van d ee ze R o o fv lie g j w e lk e L innteus op
z y n e Oelandfche R e iz e w a a rn am , worden
kleine Infekten g evang en , en met een grooteri
harden T a n d , die onder den Smoel z i t , aan
Hukken gebëeteri.
xn. ( 1 2 } R o o fv lie g , die ruig 'en zwart is, beb~
bende de Wieken wit en zwart bont. j
D e e z e * die zeer g e ly k t haar de M o o rv lie g ,
onthoudt z ig b y U p fa l, en wordt z e lfs aan de
Kaap der G oede Hope gevonden ( * ) . H e t is'
als een middel-Soort tusfchen dit G efla gt en ’ t
volgende.
iufitam- Ik vind thanS 5 onder de R ö o fv lie g e n , eené
„ eus‘ Soort aangetekend, die in Italië z ig onthoudt'
Portugee- 0 J
fche. e n , dat zonderling i s , den bynaam v o e r t vari
P ortu gee fche ( f ) . Z y h ee ft het L y f van
gro o tte en flatuur als een gcmeêne Vlieg ; de
Snuit
f t O Ajilüs ater nudus ‘ Alis nigris, Fembribus Halteribixs-
que ferrugineis. Faun. Suec. 1037. Jt, O eland, 155.
(12) A/ilus hirtus niger, Alis albo nigroque yariis. Syji.
Nat X.
(*) Habitat UpfaÜse ufque in Caput Lonas Spex. Syjl. Ndi,
Ed. XII.
( t l Ibidem, p. isfcp.
Snuit is zeer k o r t , Homp en zw a r t ; de W ie - V .
ken z yn b ru in , met w i t fterk g e v la k t ; de Kop l x i x .
en ’t Borstftuk ruigagtig z w a r t ; het A g t e r ly f Hoofd-
Keg elvormig * eenigermaate platagtig * b le e k STUK-
g e e l, hebbende ieder Ring o p ’t midden je n op
de zyd en aan den ran d , een zw a rte V la k o v e r dwars.
SS$®SSSSS$S3S$S$S8S$S83SSSS8«
L X X . H O O F D S T U K .
Befcbryving van ’t G e fla g t der S t a a n d e
V l i e g e n .
/^vnder de Vliegen z yn ’e r , die in zek e re e i -Naam.
W genféhap van de anderen v e r fc h ille n ; dat
z y , n aamelyk, onder ’ t vliegen , z ig weeten
op een z e lfd e plaats te houden in de L u g t , eri
deeze eigenfehap doet ’er den naam aan ge even
van St a a n d e V l ie g e n . Z e er weinigen , die
op Infekten hebben agt gegeven , o f o o i t ,
b y Zonnefehyn W e e r , in een T u in gewandeld
hebben , zal zulks niet meermaalen vo o rg ek o men
zyn . D e e z e V lie g e n , n u , zyn begreepen in
dit G e fla g t , onder den L a tyn fch en naam van
Bombylius, weleer vo o r de Hommels o f ruige
B y ën gebruikt geweest * ; naar welken z y min * z!e
o f meer gelyken ; immers de e e rfte S o o r t, jn blad2,334*
’ t Fransch le Bicbon genaamd, wegens haare
zonderlinge Ligbaamsgeftalte.
Gedagte eigenfehap w o rd t* door zek e r A u -S fJ J '
1. Deel. xii. Stuk. theur