V. af genomen' is , ook een aanmerkelyk verfchil
A fd e e l . „ . ,
XLIV. met deeze.
H oofd- Voorts komen de Peesvleugeligen, wat het
Ligh^ims- § etal en de plaatzing der Wieken aanbelangt, ■
deeien. volmaaktelyk overeen met die van den Derden
en Vyfden Rang. Z y hebben ’er , naamelyk>
v ie r , waar van men twee gevoeglyk de agter-
d en , en, in eenigen, de onderben; twee de
voorden o f bovenden kan noemen. De Wieken
zyn langer en fmaller dan die der Kapellen
in ’t algemeen. Veelen houdenze, altoos, uit-
gedrekt; van eenigen wordenze, dakswyze,
om ’t L y f toegedagen, en enkelden houden die
overend, byna gelykerwys de Dag-Kapellen.
Het L y f is zeer lang en dun in de mee den.
De Sprieten zyn , in fommigen, kort; gelyk
in de Juffers o f Libellen; in anderen, gelyk de
Water-Uiltjes, 'lang. De Bek i s , in de voor-
naamden van deezen Rang, de Libellen naa-
melyk , met Hoornagtige Kaaken gewapend,
die haar tot byten bekwaam maaken: in anderen
vindt men zulks, o f in ’t geheel, o f zo
zigtbaar niet. Sommigen hebben, in plaats
van dien , vier Baardjes bezyden den Bek; gelyk
het Juffertje van dpn Mierenleeuw. Byiten
en behalve de twee gewuunc oogcn, die zeer
groot en rond uitpuilende zyn , hebben de meesten
nog drie kleine gladde Oogjes, agter op
den Kop.
staart. Het maakzel van deStaart verdient, in de
Peesvleugelige Infekten , een byzondere opmermerking.
Dezelve is , in de meeden, niet ge-
heel eenvoudig gelyk in de Kapellen, en ook XLIV,
nooit met een Angel gewapend, gelyk in ^s ^oofd-
Wespen, Byën en andere Vliesyleugeligen;
maar zy heeft, in de Libellen ten minden, een
foort van Nypers , die klaarbiykdvk dienen
om in de Paaring behulpzaam te zyn. Eenigen,
gelyk het Haft o f Qeveraas, hebben, aan ’t
acterend van ’t L y f , twee o f drie dunne Draadjes
, welke ’er aan maaken, dat men gemeen-
lyk Staartjes noemt. De Mannetjes Scorpioen-
Vlieg is met een Werktuig, dat naar de Poot
van een Krab o f Staart van een Scorpioen ge-
ly k t , gewapend. In fommigen, evenwel, gelyk
het Water-Uiltje en de Kemelshals , heeft
de Staart niets dergelyks.
De Infekten van deezen Rang zy n , wat deleven*»
Levensmanier aangaat, in ’t algemeen Roofdieren
o f Verbindende; gelyk men gewoon is
de genen te tytelen, die niet op Plantgewas-
fen, derzelver Bladen, Bloemen o f Vrugten,
maar op. leevende Sehepzels aazen. De Juffers
en Libellen doen zulks, zo wel in haar onvolmaakte,
als in haar volmaakte, ja zelfs in
haare middeldaat, met dien yan Pop overeen-
komftig. Het eïgentiykG "V ueüzel, zo der
Maskeren als der volmaakte Infekten , van het
Haft by voorbeeld en eenige anderen, is niet
regt bekend,
In de wyze van Verandering is , tusfchen de verandc-
byzondere Gedagten der Peesvleugeligen, een“ "2’
i. DMI.. XII. STUK, A 2 ZO