[jL p f l f f l ï
Hfi F f 1 1
1 1 j l j l
122 B e s C H R Y V I N G V A N I I A fdeel ^ ^en Boom,. niet hard worden: hoewel
L1I • men daar, in Sweeden, ook Inkt van maakt.
1 1 Hoofd - Het geen, tegen den W inter, daar in een 1PP5
stu k. Wormpje is, wordt tegen’t Voorjaar een Popje
, naar een Spinnekop gelykende, dat in de
>* •» Mey-maand in een gevleugeld Infekt veran5*’*
l i l dert. Zo ziet men, wederom, höe dienftig
* ^
het onderzoek is van de huishouding der Nam
tuur, om wonderbaare Verfchy'nzelen te v e r
klaaren, en het Menfchdom te verloflen van
rap * een ongegronde vrees.
[is Dit Wespje, dat de grootte omtrent van
MÉj een Weegluis heeft, is zwart van L y f en
tv bruin van Kop, met de Sprieten Draadagtig,
Ipb naar ’t end verdikkende, en uit twaalf Leedjes
famengefteld. Het Borstffcuk is bruin, bultig
i met drie verheven gladde Streepen: hetAgter- 1 ly f Eyrondagtig, glinfterend zwart, bultig,
nederhurkende. De Wieken y opftaande, zyn
ïffir w;it met zwarte Aderen, tweemaal zo lang als
SR, ’t L y f , zonder Stip aan den rand: de Pooten
graauw, met de Dyen zwart van onderen
(*)
* V*
vr. . (6 ) Gal-Wespje, dat zwart ir, met de Voe>
r i Quereus
fetioli, ten witagtig, en de Dyen bruin.
vr
aan het
Steeltje, Aan de Steeltjes der Eikebladen groeijen der-
[f§3 ge- % (*) Faun, Suec. Ei. II, p. 386.
ggj (6) Cynifs nigra, Pedibus albidis, Feinoiibiis fuscjs. Roes*
ltsf. III. T. 35, 3<S,
m
P
In I S i
1II
— .......... —
d e G a l - W e s p e n , 123
gelyke Galnooten, die, nog zagt zynde, insge-
lyks rood- en geelagtig zyn , wordende daarom,
in Duitfchland, ook wel Gal-Appelen
geheeten. In ’t jaar 1750 was de menigte der-
zelven, aldaar, zo groot, dat veele ligtge-
loovigen ’er door in het denkbeeld gebragt
werden, als o f zulks iets Kwaads betekende.
Roesel, ondertulfchen, verbeeldde z ig , met
reden, dat het aan’t warme Weder, ’t welk
men toen eenige Jaaren aldaar gehad hadt, toe
te fchryven w are: doordien hetzelve de Voort-
teeling der Infekten, buiten twyfel, bevordert.
Deeze Autheur geeft zig veel moeite om te
bewyzen, dat het niet de zelfde Soort van
Wespjes zyn, welke deeze Galnooten en die
der Bladen voortbrengen; welke laatften ’er,
in ’t jaar 175 1, zo menigvuldig waren, als
’er de anderen , ’s jaars te vooren, waren ge-
weeft. Deeze beiden fchynen, evenwel, de
Sprieten Draadagtig gehad te hebben: daar
men fomtyds, zo Geoffroy aanmerkt, uit
deeze Galnooten Wespjes ziet voortkomen,
- met korte, dikke, rolronde en geknakte Sprieten
; hoedanigen die van zyn Ge/lagt van Cy-
mps zyn. Die met de Draadagtige Sprieten
heeft hy tot de ï)iplQlepis, €hais gebragt, en
van beiden geeft hy de a f bedding
( 7>
V.
A fd eel .
Llf.
Hoofds
tu k ,
(*) Hifi, des lm. env, Paris. ToM. II. PI. XV. Flg. 11 2.
I. Deel. XII. Stuk,