^ eeze» in Finland waargenomen, hadt den
*. l u i . ’ Kop zware met witte Naaden, den Hals geel-
H oofd- agtig; het Agterlyf van boven geel, naar de
STUK* Staart toe zwart.
xxxii. C32) Blad-Wesp met de Sprieten Borjlelagtig,
van de het Lyf food, het Borstjluk, den Aars en
Betken. O ogen, zwart; de Wieken van agteren
bruin.
Op de Berkeboomen is deeze door den Heer
S o l a n d e r ontdekt. Z y heeft de grootte en
het poftuur van de Roodkop Blad-Wesp. De
Sprieten zyn ro od , aan de tippen bruin, en
beftaan uit vierentwintig Leedjes. De Kop is
rood, met twee groeven overlangs. Op den
Kop zyn drie zwarte rond verheven Pukkels.
Het Agterlyf is rood met den laatften Ring
zwart. De Pooten zyn rood , de Wieken
Zeegroen, naar de tippen bruin.
xxxni. (33) Blad-Wesp met de Sprieten Borjlelagtig,
defwp'u- het Lyf zwart, het Agterlyf geel
den.
In Sweeden is deeze Soort gemeen. Men
vindt ’er, ’s Voorjaars, op de Velden ook ee-
n e , die thans den bynaam van de Geele voert,
en de grootte heeft van een kleine Mier. Deszelfs
C32) Tenthredo Antennis Setaceis, Corpore rubro , Thora*
ce , Ano, Oculisque nigris ; Alis poftice fufeis. Syft. Nat. X.
(33) Tenthredo Antennis Setaceis, Corpoie nigto, Abdo»
»ine luteo, Syft, Nat. X.
zelfs L y f is dikbuikig en t’eenemaal geel (*) V.
A fd e e l *
(34) Blad-Wesp die zwart is, met de V o e t e n ■
ge’el. • stu k .
XXXIV.’
In de zelfftandigheid der Kliffen - bladen 3 Interent.
tuffehen de boven fte en onderfte oppervlakte,
onthoudt zig het Maskertje van deeze W e sp ,
die de grootte van een .Huisylieg heeft*, met
lange Sprieten; de Wieken Opaalkleur, met
een geele Stip aan den rand. Uit zulk een
Rupsje, dat men in de zelfftandigheid der
Bladen van het Mandragers - Kruid gevonden
hadt, is dit Wespje voortgekomen.
NB. Van de volgende hadtmen alleen de Maskers
gezien, en de Wesp niet uit gekreegen.
(35) Blad-Wesp van de Patich. xxxv.
Kami cis,
Reaumur vondt de Rupsjes, in Auguftus,Xzmann idfelpL
in menigte op een Zuuring-Plant, en heeft de- - 1
zelven, alsook het Wespje, afgebeeld,
(0.6) 'Blad-Wesp van de Olmen. xxxvi.
. Vlmt.
Het Tonnetje van deeze, dat uit een wei-«n de
J Olmen,
nig Schuim, die famengegroeid was, fcheen
te
(*) Tenthredo flava, Alarum macula. ferruginei. F tutti
Snee. Ed. II. p. S9S-
(34) Tenthredo nigra, Pedibus flavis. Syft. Nat. X.
(351 Tenthredo Rumicis Lapathi. Reaum. Inf, V. 10. f.
13, 14» _ ^
(36) Tenthredo UlmCampeftris. REAUM. ZtifiV. T.I«. t. 16,
I . D e e l . X I I . Su k . L 2