V.
A fdeel,
LXIV
H oofdstuk.
xvir.
Pendula.
Dunftaart-
Woirn.
* Bhdz.
4 54 .
III. Die ruig zyn met Borfteltjes aan de
1 Sprieten.
( ij) Vlieg , dié ruig is met Borjletfprieten,
hebbende vier geele Streepen op het B'orfi*
{luk, en om het Jgterlyf drie afgebroken
geele Banden.
Deeze Vlieg is het, welke voortkomt Van
de Made, door R e a u m u r genaamd Worm met
de Rotte-S taart, waar van ik hier voor fprak*.
Haar lange dunne Staart, met welke zy als
aan de Oppervlakte van het Water fehynen te
hangen, geeft ’er den bynaam aan. Z y groei-
jen meeft in Meftwater,, naby het welke de
Vlieg haare Ëytjes , aan een Houtje o f elders
legt. Deeze Wormen vervellen niet, zegt
F r is ch , die naauwkeurig op de dunne Staart,
welke haar tot Ademhaaling dient, heeftagt gegeven,
en waargenomen, dat dezelve uit
twee nevens elkander leggende Buizen beftaat,
de eene mooglyk tot uitlaating, de andere tot
inhaaling van de Lugt. Wanneer men ze in
een Glas met Water houdt, is het niet onplei-
zierig waar te neemen, hoe noodzaaklyk de
Ademhaaling voor deeze geringe Schepzeltjes
z y : want, eert weinig Meel op het Water
Itrooijende, daar de Staarten zyn , haaien zy
die aan Ronds in en brengenze, op een ander e
plaats,
(17) Muf ca Ahtennis Setaiiis tomentofa; Thorace linéfs
quatuor, Abdomine fafciis tribus interruptis flavis. Faun. Suec.
icSi. Frisch. Inf, iv . T. 13. Reaum. ïnf. IV. T. 31. f- SH»'
plaats, wederom boven. Buiten ft Water, V.
evenwel, zegt die zelfde Autheur, fcheppen zy
geen Lugt van agteren, maar van boven, bo- Hoofd-
ven den Bek, door twee fyne openingen, die STU1C-
vervolgens, aan de Pop, als Hoornen uitftee-
ken. T o t de Verandering kruipen zy uit het
Water in een Scheur o f Spleet, o f hangen zig
met de Staart ergens aan; dan wordt de Huid
hard en bruin, en de gedaante zweemt zeer
naar die van een Muis o f Rot.
De Heer G r o n o v iu s heeft deeze, als ook
de Veertiende en Vyftiende Soort, voor Inboorlingen
van ons Nederland opgegeven (*_)•
G e o f f r o y vondt alleenlyk de laatft befchree-
vene omftreeks Parys, en Dodtor ScopoLr
fchynt weinigen, van de Sweedfche Vliegen,
in Karniolie te hebben aangetroffen.
C18) V lieg, die ruig is met Borfielfprieten, hebbende
om het Borftfiuk twee ongelyke zwar- Fiorea.'
te Banden, en om het Agterlyf twee, die
geel en byna afgebroken zyn,
In de Akademie-Tuin te Upfal werdt deeze,
zo wel als de volgende, zeer veel op de Bloemen
gevonden.
(ISO Vlieg,
(4) AB. Helvet. Vol. V. p. 334.
(18) Mufca Antennis Setariis tomentofa, Thorace fafciis dua-
bus inacqualibns nigris; Abdomine duabus luteis fubabruptis.
Faun. Suec. 108®. ALB. Inf. T. 17. f- II.
Deel. nvt, Stuk» H h 3