y.
A fdeel,
LXIV.
H oofd -
STUK.
xxxiv.
E rra tsca .
X X X V .
Glaucia,
X X X V I.
NtQUuca.
XXXVII.
Qihbtfa.
Bultige,
C34) Vlieg met Borjlelfprieten, nagenoeg kaal,
hebbende het Borjlftuk ongevlakt met een
Roejlkleurig Schildje; het Agterlyf met
drie witagtige Banden„
( 35) Vlieg met Borjlelfprieten, eenigermaateruig
zynde, het Borjlftuk ongevlakt hebbende,
bet Schildje Zeegroen, het Agterlyf met
drie witagtige afgebroken Banden,
(36) Vlieg met Borjlelfprieten, eenigermaate
ruig zynde en zwart, hebbende op den
voorjlen Ring van het Borjlftuk twee door•
fchynende Vlakken.
Deeze komen zeldzaamer op de Weiden
voor.
(373 Vlieg met Borjlelfprieten, die eenigermaa-
te ruig is en zwart, het Agterlyf Kloot-
rondagtig hebbende met vier witte Banden ,
de Schubbetjes der Onrujlen Blaasagtig.
Men
( 34.) Mufca Antennis Setariis, midiulcula; Thor^ce itnma-
culato, Scutello fermgineo; Abdofnine cingulis tribus albidis.
Syft. Nat. X.
( 3 5 ) Mufca Antennis Setariis fubtomsntofa ; Thorace im*
maculato, Scutello glauco, Abdomine cingulis tribus albi.dil
interruptis, Syft. N a t . X.
(36) Mufca Antennis Setariis, fubtomentofa., atra; Ab*
dominis primo Segmento maculis duabus pellucidis.
S y f t . Nat. X.
(3 7 ) Mufca Antennis Setariis, fubtomentola, nigra; Ab-
dopine fubglobofb, cingulis quatuoc albis; Squamis Halte«
rum buccatis. Syft. Nat, X,
Men heeft deeze, doch zeldzaam, in Sweé- V.^
den waargenomen; de twee volgende zyn in l x iv .*
Europa algemeen. H oofds
tu k .
(38) Vlieg met Borjlelfprieten, die bykans kaal xxxvin«
is en zwart, hebbende bet BorJIJluk onge- Aalbeflen-
vlakt, en vier geele Banden om bet Agter- v^e&'
lyf, den eerjlen afgebroken•
W y komen thans tot de Vliegen, die voortkomen
van Wormen, welke op de Plantlüizen
te galt gaan, onder welken deeze daar van
den bynaani heeft, als zig veel op de roode
Aalbesfeboomcn onthoudende. Goedaart ,
die deeze Wormen aanmerkt als een Soort vaö
Rups, geeft ’er den naam van dé Bedriegjler
aan, om dat zy zig ffil en als dood houdt j
in ’t midden der Plantluizeri, die haar over ’t
L y f loopen, en dus één voor één, mét gemak,
gevat en uitgezoogen worden. De ge-
ftalte, ondertusfchen, van deeze Wormen o f
Maden, is grootelyks van die der Rupfen ver-
fchillende, en gelykt meer naar die van het
Katje, op onze Plaat X C V 1I I , in Fig. 3*
verbeeld. De Vlieg van Fig. i ó f ; zou met -j- zié
deeze Soort taamelyk óvereenkömftig fchy-bladz,481**
nen, indien z y niet het Borftftuk, van boven,
zo
f38) Mufca Ahtennis Setariis, nigra , nudiuscula; Thora-
ce immaculato ; Abdomine cingulis quatuor flavis , primo
interrupto. Faun Suei. 1089. Goed. I*f. I. T, 41. L ist,
Góod. T. 133.
I. Deel. XII, St v s .