V.
Afdeel,
LX II.
H oofdstuk.
,, is egaal met het getal der Eytjes, die ’erop
, , gelegd zyn; o f, om naauwkeuriger te fpree.
,, ken, met het getal der genen die wel ge-
, , flaagd zyn. Men vindt op eene Koe o f Vaars
,, ilegts drie o f vier, terwyl een andere meer
j, dan dertig o f veertig Bobbels heeft. Zy
, , zyn ook altoos niet op de zelfde plaatfen,
„ noch op eene zelfde manier gefchikt. Gemeenlykft
vindt men ’er naby de Rugge-
„ graat, doch fomtyds ook aan de Schoften en
, , Billen: fommigen enkeld, anderen byelkan-
, , der, en men heeft ’er w e l, tot twaalf toe,
,, zo digt aanéén, als ’t mooglyk was, ge-
„ plaatd gevonden” ;
,, De Hoornbeeden, nu, zyh overal niet
, , aan dit Ongemak onderhevig. Men vindt
,, zelden zodanige Bobbels aan die op vlakke
„ Weidlanden graazen : maar doorgaans aan
5, jde genen die weiden in Bofchagtige Lands-
3, douwen” , zegt R e a u m u r , die derhalve
dezelven vrugteloos, verfcheide Jaaren agter-
een, omtrent Parys gezogt hadt; alzo de tyd
der Vakantie, wanneer hy zig op zyne Landgoederen,
in Poitou, bevondt, niet bekwaam
Was, om dezelven waar te neemen. Eindelyk,
egter, vondthyze, in de Mey-Maand, op
Koeijen, die ongevaar v y f Mylen van Parys
geweid werden, in een Bofchagtig Landfchap.
De helft derzelven was' rykelyk met deeze
Bobbels voorzien, en op twee Hokkelingen, van
ruim
JHiW een Jaar oud, die hem te Charenton g e - ^ -
zonden werden, deedt hy zyne Waarneemin- l x i i .
gen dienaangaande. . h°ofd-
Hy merkte op 4 dat ieder Bobbel een gaatje
heeft, het welk waarfchynlyk tot Ademhaa- beisi
ling dient voor den Worm, die zyne grootde
Lugtftippen heeft aan het agter-end, het welke
byna altoos naar de opening is gekeerd, en
zig zelfs met den binnenften rand gelyk vertoont.
Hier in zou deze dan van de Wormen,
die in de Gallen o f Gezwellen der Boomen en
Planten huisveden, fchynen te verfchillen: alzo
dëzélven, teri minlte voor ons Oog, gefloo-
ten zyn : doch wie weet j merkt zyn E d ., met
zeer Veel reden, aan, o f de Lugt daarom in
‘dezelvèh niet zö wel toegang heeft, als dezel-
;ve door het Hout heendringt in de Barometers.
Daar, in tegendeel, de Lugt niet doordringen
kan , door de Huid en Vliezen van
Dieren; gelyk het voorbeeld van ’t barften van
een Blaas, in de Proefneemingen met de Lugt-
pomp, aan toont.
, , Deeze opening was te meer noodig, om
4, dat de Worm leeven moeit in een Soort van
4, Fistel o f Pypzweer, in een Fontanel door
4, het deeken van de Vlieg gemaakt. Indien
,-, de Etter, aldaar, geen uitloop had, zou
ii ieder Gezwel een vuile Hinkende Zweer
5, worden, daar de Worm in derven moed:
ü maar het Gat, dat ingang aan dé Lugt
j, geeft, maakt, dat de overtollige Etter zig
i. ntEfc. xit, stuk. Ge }i kart