V.
A fd e e l .
LVI.
Hoofds
t u k .
„ heeft, die veel Wafch en Honig uitleve-
, , ren. Dit zou de eerftemaal niet zyn, dat
„ de Byën uitgeroeid waren door de Wespen.
„ De Heer CossiGisi is wel geen Ooggetuige
„ daar van geweeft;doch heeft een ander blyk
„ van derzelver onvertzaagdheid waargeno-
, , men, die ten nutte ftrekt van den Menfch” ,
Het zyn deeze Wespen, die de Kakkerlakken
den Oorlog aandoen, en daar mede op zulk
een wyze te werk gaan, als ik omftandig gemeld
Ontzag!} -
ke grootte.
Pi. XCVI-
Fig. 9.
heb (* ) .
De Heer Reaumur merkt, by deeze gelegenheid
, aan, dat de Bafterd-Wespen een
groot voordeel boven de meefte Infekten hebben
door haare vlugheid en doodelyk Wapentuig
: waarby dan komende de ontzaglyke
grootte van fommigen, zo is het te denken,
dat ’er naauwlyks Infekten zyn , die haar en
aanval kunnen wederftaan. Immers hy hadt
. ’er een van St. Domingo ontvangen, die hy
afbeeldt ( f j ) , en welke inderdaad wel de Reus
o f Koning mogt genoemd worden van de Bas-
terd-Wespen. De langte van het L y f , met
Kop
(*) Zie het X» STUK van deeze Natuurlyke Hijiorie, bl.
i i 9. alwaar ik den naam van Iioor-Wespen, welke te algemeen
is, heb gebruikt. Ik had, naamelyk, de naauwkeurige
onderlcheidlng van deeze Infekten, diestyds, nog niet genoegzaam
doorgrond, om gepafte benaamingcn te geeven aan
de vetfchillende Soorten van Wespen, en zulks zal men hier
en daar nog wel eens, in de voorige Stukken van dit Werk,
aanrr effen.
( | ) Zie Mem, fur les In/. Tom- VI- 2. Part. pi- 28. Fig, 1'
D ï B A S T E R D -W Ë S P E N. 22£
Kop en Borftftuk, was twee Duimen; gelyk V*
ook byna die van ieder voorfte Wiek: de dik- l ®jL*
te van het Agterlyf een half, en deszelfs lang- Hoofd«
te meer dan een Duim: die der Pooten naarSTÜK*
evenredigheid. Behalve de Wieken, die helder
Kaneelkleur waren, en aan ’t end een weinig
bruin, en de Oogen, was het geheele L y f
en de Pooten glanzig zwart. W y hebben hier
ook de zodanigen, uit Suriname , waar van
eene in Fig. 9. op Plaat X C V I , in de natuur-
lyke grootte, gelyk alle de nevens geplaatfte,
en inderdaad de me ellen van dit Werk, is af-
gebeeld. Men moet aanmerken dat deeze, zo
wel als die andere van ’t zelfde Eiland aan
hem gezonden, van weinig minder grootte des
Lighaams, doch korter van Pooten en W ie ken
en zeer ruig ( * ) , tot die afdeeling der
Bafterd-Wespen behoort, welke het Agterlyf
zonder Steeltje, en digt tegen ’t Borstftuk aangevoegd
hebben. Uit vergelyking der Afbeelding
van R e a u m u r met de onze, kan men oor-
deelen, wat de naauwkeurigheid van het Gra-
veer-Yzer, door een kundige Hand beftuurd,
vermag.
Onder de Infekten, naamelyk,' welke totGeftaite.
dit Geflagt betrokken zyn, vindt men ’er die
als reeds aangemerkt is , grootelyks in figuur
verfchillen van de eigentlyke Wespen, en
meer overeenkomen met de zulke van het voor.
gaan-
(*) nu. pi. 26. Fig. 19.
I. Deel. xti. stuk. P 3