. y 6 z B E S C H R Ï V I N G V A U
V. we rd t van geheele zwermen M u g g en verge-
L & V G z e ^ - In heete Zomers z yn z y , op eenige
Hoofd- plaatfen , z o menigvuldig , dat de L u g t ’er ’s
STUK’ avonds als door verduifterd w ord t , inzonderheid
b y Moeraslïge Landftreeken en ftilftaande
W a teren . D e Inwooners maakten, daar tegen,
Voor hunne H u iz e n , een V u u r , o m , door den
R o o k , die onaangenaame G a llen a f te w y z en .
Oude L u id e n , onder de Sweeden , w ille n te
z e g g e n , d a t , in vo orig e tyden , aldaar veel
meer M u g gen g ew e e ll w a ren ; dat z y n o g , in
eene on tza g lyke m en ig te , aan den O e v e r der
Z e e , b y het zo u te W a te r , om zw o r v e n , en
dat de genen , die hun in de H e r flt des jaars
1 7 4 8 , toen h y z ig in Penfylvan ie b e v o n d t ,
v e ro n tru llten , van een Ven yn ige r aart w a ren ,
dan de g ew o o n ly k en ; g e ly k dit uit de Bobbels
b le e k , d i e , na haar Steeken , in de Huid opliepen
: te rw y l dit anders maar b y eenige Men-
fchen , inzonderheid Vrouwsperfoonen en die
z a g t van V e l z y n , p la a t sh e e ft . Wann eer z y
h em , a ld a a r, b y nagt geltoken hadden, was
z y n Aangezigt door roode Vlak je s en Bladders
zodanig to e g e lle ld , dat h y z ig byna fchaamde,
daar mede in ’ t openbaar te verfchynen.
Ik breng hier dit Verhaa l van den He er
K alm te b e r d e , om dat h e t , door z yn e Waar-
neemingen , blykbaar is , dat h y van deeze
z e lfd e Soort , het A g t e r ly f met a g t bruine
Ringen gebandeerd h ebben de, fp r e e k t : te rw y l
die van de W e ltin d iën en van de K u i l van
A f r ik a ,
Ü Ü H Ü
d e M u g g e n . 563
A f r ik a , van wier Bloeddorltigheid hier vo or
g ew ag gemaakt is * , m o o g ly k g o u d en kunnen l x v i .'
behoorën to t de volgende Soorten. Hoofd-
In de V ale i jen der hooge Gebergten van
L ap la n d , onthieldt z ig een Verfcheidenheid Berg-
7, van de Gemeene M u g g e n , w e lk e grooter ^ k d z ,
„ was van Huk ; als een T a rw e -g ra an tje eve-541.
„ naarende , daar de andere b y een R o g g e -
, , koorntje vergeleeken w o rd t. Z y hadt het
„ L y f zw a rta g tig A fch g ra auw en omgord
„ met zes o f agt Banden ; de W ie k en w ita g-
„ t i g , met A fch g ra auw e Adertjes doorreegen,
, , g la n z ig , en tegen ’t L ic h t gehouden als met
„ een rooden weerfchyn ; de B o rd van onde-
„ ren H a a ir ig ; de Pooten w it geringd. D e e -
, z e kwam Ook w e l in de Bolfchen van L a p land
en Sweeden v o o r ; maar niet z o menig-
„ vu ld ig en met minder dikke zwermen. Z y
is llo u te r dan de gemeene , niet v o o r a f de
openingen in de Huid opzoekende , maar
a an llo n d s, en eer dat nog haar Pooten t e
deeg neergezet z y n , reeds daar inprikkende
met den A n g e l, als met een Speld o f N aa ld .
5 H e t A an g e z ig t hee ft ’er v e e l van te lyd en ,
7 en men kanze niet z o gemakkelyk wegjaa-
„ gen ( t ) ” ♦ M iflch ien , dat de zeldzaamheid
van M enfchen te ontmoe ten, deeze nog B lo ed -
d o r llig e r maakt.
D a a r
(1) Culex Alpinus. Flora Lapponica. p. 564, 365*
i , deel. x n . stuk N n z
ü