134 B E S C H R Y V I N p V A N
V. by ons in o f by de Duinen groeit, heeft in ’t
midden der Blaadjes, o f ook aan de Takjes
Hoofd- 'bier en daar, zekere graauweKnobbeltjes, van
stuk. „rootte en figuur byna als Garfte - Koorntjés.
Deeze'leveren een Wespje u it , dat glinlfé-
rend groen is , met bleeke Pooecn (*_). h
xm. * ( io ) Steek-Wesp je der Vygen in de Levant.
Tfena.
licjt vygcn.
De Vrugt der Vygeboomen, op de Eilanden
van Griekenland, wordt ryp gemaakt door het
fteeken van een W e sp je , dat oudtyds Pjehes
genoemd werdt, o f Mug der Vygen. Hassel-
quist heeft omtrent Smyrna, den 6 April des
‘jaars 1750, zodanigen gevonden, ' en waargenomen
, dat die tot dit Geflagt behooren ;
hebbende het geheele L y f ro s , de Wieken
witagtig. Zy onthouden z ig , zegt h y , inde
Wyfje s Vygeboomen, wier Botten hy door
dezelven uitgehold hadt gezien, en in ieder Bot
byna zat een Infekt verhoolen. " Hy tw y fe lt,
o f door hetzelve het Stuifmeel o f bevrugtend
Poeijer, ook van den wilden op den tammen
Vygeboom avergebragt worde (-[-_)»
Ci4)
(*1 Cynips Capreas. Faun* Suec* Ed. II. p. 388* N. 1531«
O3) Cynips Ficus Caiics?. HAsselq^. iter» 424« N. in , ii2»
%Amoen. %Acad» I. p. 41.
( t> Aangaande de manier der rypmaaking van de Vygen
in de Levant door het fteeken van zodanige Wespjes,
kan men nazien het omftandig Vertoog van den Heer Go-
deheu de Riville; in het Vl, Deel. der rVitgex,o[tc Vtt-
handeltngcn, foiadz. 277 , enz*
d e G a l -W e s ï e n. 135
i ^ 4) Steek-Wespje van den Sycomom. Aföebl
ïn de, Vrugten van den Egyptifchen Boom,
die Sycomorus genoemd wordt, groeit ook een stu k.
zeer klein Steek-Wespje,'bet welk bruin ijg, „
met een uitgeftoken Angel ter langte van h e t^ y p j^
L y f ; maar ‘ die zo flap is en zwak, dat het
naauwlyks fchynt te behooren tot de Infekten
van dit Geflagt. De Kop is rond en breeder dan
het Borstlluk, dat de langte heeft van het Ag-
te r ly f: de Sprieten zyn korter dan het Borst-1
Ituk, Elsyormig, aan den grondfteun Kegel-
agtig dik. ,JDe Kleur van dit geheele Infekt is,
glanzig zwart; die der Wieken witagtig met
een Purper glans; die der Pooten Roeit agtig
o f bruin geel; de grootte als die van een kleine
Mier.
Op de Bladen van deezen zelfden Boom,
als ook op die van anderen, vondt de Heer
Hasselquist een W e sp je , dat hy Cynips
Mgypti genoemd heeft. Dit hadt de Kleur, van
het geheele L y f , donker groen, en die der
Wieken , aan de bovenfte T ip , een weinig
Purperagtig. De langte van het L y f , met den
Kop en ’t Borstlluk, was maar een halve Lyn.
Het hadt een korten, dikken, Kegelagtfgen Angel
( *> CM:
(I4) Cynips Ficus Sycomori» Hasselt Ites\ 426* N. 113.
(*) Cynips 'sügypti. luid. N. 114,
I. Deel. XII. Stuk. I 4