v * Daar onthoudt z ig , in Europa , nog eene
L X v V M u g , die ve el naar de gewoone Zingende
H oofd- Mug gen g e ly k t , doch de h e lft kleiner i s , zyn-
stu k. j e zeldzaamer in Sweeden. H e t byzondere
Migwick. Kenmerk , dat deeze van de andere onder-
fc h e id t , is de H aairigheid der W ie k en aan den
dunnen ran d, welke R e a u m u r , ze e r f r a a y ,b y
fterke vergrooting afgebeeld h e e f t , als plaats
hebbende onder de M u g gen in ’t algemeen, en
b y de Pluimpjes o f Schubbetjes der Kapellen
v e r g e ly k t , zeggende , dat dezelven aan den
binnenrand der W iek en van fommige Mug gen
egaal van g ro o tte , aan dien van andere Soorten
onegaal z yn , en dat de buitenrand met
fcherpe Stekeltjes gewapend is ( * ) . D it beve st
ig t myn vermoeden van het ve rfch il der
M u g g e n ,in derge lyke kleinigheden, op b yzon-
t z:e dere plaatfen van ons Wereld sd ee l f . D e e z e
biadz' 3’ ° 'jieef c 5 in Sweeden , het Borftftuk vaal o f
R o e ftk leu r ig , het A g t e r ly f bru in a g tig ; de P o o ien
lang ; de Sprieten zw a r t , met H a an tje s ,
die naauwlyks zigtbaar z y n , gekranft ( f ) .
(2) Mug, die bruin is, met een Vorkige Snuit.
Bifurcatus.
On-
Voikfimit.
(* ) Mem. Sur les Inf. Tom. lV. 2 Part. p, 379. oftavo
Pi. 39- Hg- 4» 5, 6.
(■ f) Culex fufeo-teftacea, Alis ciliatis. Syjl. Nest. Ed. XII*
p, 1002.
( i) Culex fufcus, Roftro bifurco. Faun. Suec, JUS. RAJ»
Inf, 74. n, 4. REAUM, Inf. IV, T, 40, f. I, 2.
Onder de Muggen vindt men ’er , gelyk ik
reeds uit R e a u m u r heb aangemerkt f , wier L X v i .
Snuit Vorkagtig is , doordien de twe e deelen Hoofd-
der Sch e ed e , naar ’t end toe , van den Angel SIUK‘
a fw yk en . L i n n a d s ' z e g t , dat zulke M u g - bIa^ ' 5esu
gen niet fteeken (* j) , e n , d ew y l men deeze
gevorkte Sprieten, a lle en ly k , in die met G e '
pluimde Sprieten waarneemt, zullen h e t , waar-
fch yn ly k , de Mannetjes z y n van de g ew o on e
M u g g en , door welken w y zelden geftoken
worden , z o min als door de Mannetjes Brem-
fen ( f ) . D e rg e ly k e vermenigvuldiging der
Soor ten ,d oor onzen A u th e u r , hebben w y meer
gezien,
( 3 ) M u g , die de Wieken Glasagtig heeft, met in . _
drie donkere Wlakken. vlooagtige.
Van weg en de kleinte niet a lle en , maar ook
van wegen de V la k je s , die z y na haar byten
overlaat , vo e r t deeze den bynaam van V lo o -
agtige o f V lo o -M u g . D e Sweeden noemenze
Swidknott. In v o g tig e Weidlanden en aan de
Rivieren ontmoet men , b y Z om e r , tegen den
avond , als een geheelen N e v e l van zodanige
M u g -
(*) Culex non vulnerat. Faun. Suec. Ed. II. p. 465»
( t ) Fotmins nos pungunt, Mares vero vix; uti Tabani,
Syfi. Nat. Ed. XII.
(o) Culex Alis hyalinis , maculis tribus obfcuris. Faun, ,
Suec. i i 17. Fl. Lapp.365. DE RH. Fbyf, Tb. L. 1, Q. I
f. S . 6.
I. DEED. XII, STUK. N n 3