V. menze ontleedt, vindt men geen Ei j er (lokken
I Vin " noch Vrouwelyke o f Mannelyke Teeldeeleni
H oofd- waar uit men met reden kan befluiten, dat de
stuk. Werkbyên geen Mannetjes noch W y fje s , en
dus geheel van Kunne ontbloot zyn.
inwendige, De uitwendige Geftalte befchouwd heb-
deden. dbende 3 gaa ik over tot de inwendige deelen,
die aan allen gemeen zyn. In de Kop zyn de
Herfenen en het Agterbrein, als ook het be-
* ginzel van het Ruggemerg zigtbaar, dat het
gantfchè Lighaam, in de langte, doorloopt,
en de Zenuwen door alle deelen verfpreidt,
gelykerwys in de Menfchen en Viervoetige
Dieren. Het Oog beftaat uit een Druivenvlies,
Vezels als omgekeerde Pieramieden, Netswy-
ze Rokken, dwarfe Vezelen en de Schorsagtige
zelfftandigheid van het Brein, welke den diend
waarneemt van Gezigt-Zenuwen. Aan de Bord
wordt men de Spieren gewaar, die de uitwendige
Leiemaaten beweegen. In het Agterlyf
is de Zwelgpyp ve rv at, die in de Maag uitloopt,
aan welke de Darmen gehecht zyn en
volgen. In het Agterlyf vertoonen zig ook,
inzonderheid, de Longen, met haare Blaasjes
en Buisjes; als mede het Hart, dat egter ook
in de Bord en Hals kan gezien worden. Voorts
vindt men daar in ook een grpote menigte van
Vet en Spieragtige Vezelen. De Wyfjes en
Werkbyên hebben een zogenaamd Venyn-
Beursje, aan den wortel des Angels , die met
zyne Scheede, Spieren en Kraakbeenen is voorzien
f
zien. De naauwkeurige Ontleeding van deeze V.
foort van Infekten , in welke Swammerdam mj*
zyn Vernuft- zodanig heeft doen uitblinken , Hoofd»
toonde hem dit alles aan. stuk.
De bezigheid der gemeene o f Werkbyên is Bezigheid
allerblykbaard in de Huishouding van dit G e - ^ , ^ "
flagt. Zo dra een Zwerm, die, behalve de
Koningin en zeker getal van Mannetjes, uit
duizenden van deeze Diendboden bedaat, in
een nieuwe Korf gekomen is , vangen zy aan-
donds den arbeid aan. De Korf wordt, door
haar, van binnen bekleed met een Hardagtige,
derk ruikende en kleverige Stoffe, vader en harder
dan het Wafch, van puds Propolis, dat is
Voorwafch, genaamd', en in de Geneeskunde
bekend. Sommigen willen, dat z y die Stoffe
van de Knoppen van Popelieren, Wilgen o f
andere Boomen, welke, voor dat zy open
gaan o f zig ontduiten, met dergelyk een Hardagtige
Stoffe bekleed z y n , vergaderen. Zeker
is het, dat zy die ergens van daan moeten hebben
: ten ware die Stoffe in haar Lighaam zo-
. danig een eigenfchap verkreeg; ’t zy door by-
menging van iets o f door ’t enkele langduurige
verblyf. Het oogmerk, waar toe zy haar
Wooning . dus. bedryken , is blykbaarer : te
-weeten, om de Wanden digt en. gelyk te mga'
ken, o f ook tot aanhechting van de Honigraa-
ten.
Dit zyn Koeken van Wafch, wederzyds uit De Honig-
zeskantige hokjes famengedeld, en in de Ko rfmten'
i. dsel. xii. stuk. T 4 lood