v * fchoppende, op dat zy niet, veel gegeten heb-
IXVIH.bende 3 door gebrek van Verteering om den
H oofd hals zouden raaken (*J .
STUK.
iv. ( 4 ) Ste ekv liegje met geknodße Sprieten , die
pui™1' Jpüs en See^ z7n 3 bet Agterlyf Rolrondag-
Giootkop. tig } glad, met vier Ringen aan dm rand
geelagtig.
R eaumur heeft de Afbeelding gegeven
van dit Infekt, het welke zeer naar een Wesp
gelykt, en opmerkelyk is door zyne Sprieten.
Deeze maaken ook het voornaamfte verfchil
tuffchen ’t zelve en de Steekvliegagtige Vlieg
uit, welke de Dertiende Soort is onder onze
Vliegen. Geoffroy hadt hetzelve tot de Wolf-
vliegen t’huis gebragt ( t ) .
De Blaaskop, die minder gemeen in Sweeden
is , heeft den Kop van agteren gezwollen, ge-
lyk deeze Soort van vooren , naar welke zy
anders zeer gelykt. De Stekelige verfchilt meer
daar van.
(5)
(*) Een fchrandere aanmerking van L i k n s u s , om te
toonen dat alles ten goede en ten nutte ftrekt in het Wereld-
geftel. S y ft. N a t. Ed XII. p. 1004;
(4) Conops, Antennis Clavatis muctonatis, luteis ; Abdo.
mine fubcylindrico, glabro, Segmentis quatuor margine fla-
vefcentibus. Faun. Suec. J036. Uddm. Dejf. 1 co
(•f) In zyn Geflagt , naamelyk van A ß lu s , waar van het
de Twaalfde Soort is. H iß • des l n f . env. P a r is , Tom. II.
p. 471. Niet A ß b u s ia ; gelyk in S y ß . N a t. Ed. XII. p.
p. 1005, verkeerdelyk, aangehaald wordt; zo wel als p- 1004.
Em p is cacitrans , in plaats ven calcitrans en S trom o x y s . in
plaats van Stomoxys. Mooglyk zyn dit Drukfouten.
( 5) Steekvliegje met geknodjle Sprieten, dte
fpits en zuurt zyn; het A g t e r l y f Rolrond- L X VIII.
agtig, glad, met drie Ringen geel gerand. Hoor».
D e e z e , die ook v e e l naar de gedagte V lie g ^
g e ly k t , heeft de Pooten n ie t, g e lyk de G ro o t- Geeipoot.
k o p , Ro eltk leu rig , maar ge el en zw a r t ge-
bandeerd. Een naderhand ontdekte S o o r t ,
h e e ft het L y f Roejikleurig, en draagt daar van
den Bynaam.
In Siberie i s , door den H e er L a x m a n , e e n j g g j
Steekvliegje ontdekt en waargenomen , het
w e lk thans als een b yzondere Soort wordt o p getekend
( * ) . D e s z e lfs onderfcheidend K en merk
is , dat het A g t e r ly f met een dun Stee ltje
aan het Borftftuk z it , g e lyk e rw y s in v e e le
Sluipwespen o f Rupsdooders. D i t Stee ltje was
ro o d , het A g t e r ly f zw art, aan ’ t end rond en
w i t , de K o p g e e l , de Pooten ïo sa g tig .
( 6 ) Steekvliegje met Borfielfprieten , dat het
Agterlyf Haakig heeft en graciuvo j het Aan- Blaaskaak»
gezigt Blaasagtig u it, de Wieken gewolkt.
Een zonderlinge bynaam vo or een Steekv
lie g je
(5) Conops Antennis Clavatis muctonatis nigris; Abdomine
fubcylindrico glabro ; Segmentis trihu* margine flavis. Syft.
N a t . X.
/*) Conops Antennis Clavatis nigris, Clava rubrï,'Capitc
flavo, Abdomine petiolato. Syft♦ Nat. XIL p. ioos. N. 9-
(6) Conops Antennis Setarüs; Abdomine hatnofo gtifeo;
Facie veficulari alba; Alis nebulofis. Syft. Nat. X.
I, Deel. XII* stuk, O Q