53Ö B E S C H-R ¥- V ï N G y ft N
, v - Celletjes, alle te famen, met een bekleedsel
LVin*' a's van Bladen, tegen de nattigheid bezorgd.
H oofd- Anderen vindt men met Stroo en Haair o f Mos
stuk. omkleed, gelykerwys een Vogelneft. Sommi.
gen zyn ’er ook, die haare Neften in de
Stammen van uitgeholde Boomen; anderen die
dezelven in Steenhoopen maaken.
Onder de Hommels zyn , gelykerwys onder
de tamme Byën, Wyfjes en Mannetjes; ook
Byën zonder Kunne, van tweederley grootte;
die altemaal door de Wyfjes worden voortge-
bragt: maar van deeze Wyfjes zyn ’er ver-
fcheidene, die tot één Neft behooren, en de
Mannetjes hebben hier het Voorregt niet, van
ledig te gaan, hoewel haar ook de Angel ontbreekt.
Men zietze allen met elkander werken,
om de fchade te herftellcn, welke men
aan haar Neft heeft toegebragt. De tegenwoordigheid
van een Liefhebber, die haare
Wooning heeft omver gehaald, doet haar den
arbeid niet ftaaken: zy zyn allen bezig om de
Mos c f ruigte weder by een te brengen en in
order te fchikken, al was dezelve een o f twee
Voeten ver van het Neft geworpen: zy draa-
gen die niet, maar ftuuwenze voort. Het is
zeer vermaakelyk, haaren iever te zien: te
meer, dewyl zulks, indien men haar niet ftoort,
in veiligheid gefchieden kan.
, , Een Hommel zet zig neder op een klein
„ hoopje Mos, met zyn agterfte naar het Neft
„ gekeerd: dan plukt by met zyne Tanden en
, , de
r> E H O M M E L s. 337
. de twee Voorpoóten dit Mos van elkander, V .
. even als de Werkluy; met haare Vingeren, vnr*
Wol o f Katoen pluizen, en de lofle Vezel-H oofd-
, tjes worden allengs, onder ’t L y f , voortge- stüK*
ftuuwd, tot dat die, agter den Hommel,,
een hoopje maaken van M o s , ’t welk door
, dien Hommel z e lf , o f door een anderen,
, op dergelyke manier , naar het Neft ge-
. duuwd wordt. Vier o f v y f Hommels, de
„ een agter den ander, zyn fomwylen aan
deezen arbeid bezig. Wanneer eert nieuw
Neft gemaakt o f een oud Neft vergroot
. moet worden 3 is haar manier van werken
5, eveneens, behalve dat zy meer moeite heb-
„ ben, om het Mos o f andere ruigte te verga-
„ deren.
„ De Koeken, die deéze Byën maaken,yoomeè-
,, fchynen niet tót dergelyk een oogmerk ge-1“"'“*
„ fchikt te z y n ; als de Honigraatert. ’t Is
;, blykbaar, dat de Hommels geert Voörraad
, , tegen den Winter opdoen , hoewel ’er in
haar Neft een bruin Deeg gevoriden wordt,
„ dat uit Horiig en Wafcli is famertgefteld en
,, tot voedzel dient van de Jongen, Wormen
o f Maskers, waar z y uit voortkomen. Ook
,, kan men klaar zien, dat de Celletjes der
, , Neften,' in de meefte Soorten, niet door de
, , Byën gefabriceerd, maar door de Wormpjes
i, zelf gefponnen zyn. In het gemelde Deeg
„ leggen de Wyfjes der Hommelen haare Eyt-
, , jes, uit welken gedagte Wormpjes voort-
i. deel. xn, stuk. Y ;, kö