V.
Afdeel.
LIX.
Hoofdstu
k .
x.
Caspitum,
Veen-
Mier.
XX.
Omnivora.
Vraatige.
XXI.
Bidens.
Twectandige.
£ ïq ) Mier, die het Steeltje met twee Knobbels
heeft, waar van de agterjle grootjl.
In de Turfagtige o f Veenige brokken Gronds,
in Europa, wordt deeze gevonden, die het
Agterlyf naauwlyks zo lang als, en den Kop
breeder dan het Borstftuk heeft. De twee ge-
dagte Knobbeltjes vervullen de plaats van het
Schubbetje, tuflchen ft Borstftuk en Agterlyf.
0 0 Mier, die bet Borstjiuk met twee Tandjes,
het Steeltje met twee Knobbels, het Lyf
roodagtig beeft en het Agterlyf bruin.
Van deeze Soort, die zeer klein is , worden,
in Zuid-Amerika, byna allerley eetbaare
Waar en opgevreeten , zegt Linnasus. Men
teltze aldaar onder de Huismieren.
( iO Mier, die dè bult van ’t Borstjiuk twee-
tandigy den Kop Eyrond met Rosjlkleurige
Sprieten, wier onderfie Leedje zwart is,
heeft.
Rol ander heeft deeze, zo wel als de volgende,
in Zuid-Amerika waargenomen.
0 3 )
( io) Formica Petiolo nodis duobus altemis; pofteriore ma-
joie. S y jl. N a t , X.
( ï t ) Formica Thotace bidentato, Petiolobinodofo, Corpo-
re teftaceo , Abdomine fufco. S y j l. N a t . X. Formica do-
meftica omnivora. ..Brown. J am . 440.
f12) Formica Thoracis gibbere bidentato; Capite ovato;
Antennis Ferrugineis, Articulo infimo nigto. S y jl. N a t. X,
d e M i Ë ü Ê S h
CJ3) Mier, die het Borstjiuk met zes Doornen 3
den Kop als dübbeld heeft, van agteren “ r ix
wederzyds gefpitjl. Hoofd*
S TU K .
Deeze heeft haar bynaam van de drie paaren xiir.
Doornen, agter aan het Borstftuk, waar van zestal**
de twee voorften voorwaards uitfteeken ; dedise<
middelften zeer klein zyn , en de twee agter-
ften overend ftaan. Het Steeltje van ’t Agter*
ly f heeft twee Knobbeltjes.
(i4_) Mier, die het Borstjiuk met vier Doornen, xïv.
den Kop als dubbeld heeft en groot , van Dikkop^*
agteren wederzyds gefpitjl. P'Se‘
In Zuid-Amerika onthouden zig insgelyks
deeze Mieren, die het geheele Lighaam Roeft-
kleurig ruig hebben, en het Steeltje van ’t Agterlyf
, bovendien, . met . tw e e . Knobbeltjes ,
het eene agter ft andere voorzien. De Doornen,
waar van in de Kenmerken geiproken
wordt, ontbreeken zekerlyk in die van Fig. 6 ,
op Plaat X C IX , in ft Vierde Deel van Seba ,
welke my ook toefchynt niet onder de groots
Mieren te behooren.
Ó 5>
f i 3) Formica Thorace fexfpinofo ; Capite didymo, utrin-
que poftice mucronato. S y j l . N a t . X.
(14) Formica Thorace quadrifpinofo, Capite didymo, ma-
gn° t utrinque poftice • mucronato. S y jl. N a t . X. Formica
magna. Merian» Surin, T, 18. f. majores. Marcgr»
B ra f. 251/
I. DEEL. XIX. STUK. As $