V.
A fdee l
LX VI.
H oofdstuk.
Waarneemingen
van
R eaumur,
„ w e lk e , op de H an d , niet gevaarlyk kunnen.
, , z y n nog van lange duuring.
, , N a dat een M u g my de gun ft beweezen
„ h a d t, van te gaan zitten op de H an d , wel-
„ ke ik haar had aangebooden; za g ik , dat z y
, , door het end van haare Snuit een zeer fyn
„ P untje uitkomen deedt ; dat z y , met het
„ end van dit P u n t je , a g te rv o lg e ly k , v ie r o f
, , v y f plaatfen van myne Huid betastte. Z y
, , w e e t waarfchynlyk de gene u it te k iezen ,
„ die gemakkelyft te doorbooren is , en waar
, , onder z ig een V a a tje b e v in d t, uit het wel-
, , ke het B lo ed , naar w e n fc h , kan geput wor-
„ den. H e e l fch ie ly k h e e ft z y haare keuze
„ gedaan, en men word t zulks op ’ t oogenblik
„ gew aa r , door de P y n , w e lk e de Steek ver-
„ oo rza akt. D e Punt van den famengeftelden
„ A n g e l : (w a n t , om my korter uit te druk-
„ k en , za l ik vervolgens maar als ééne enkele
„ Punt aanmerken , die uit zeer v e e le uiter-
„ maate fy n e Puntjes b e fla a t, en als een enke-
„ len A n g e l , die uit veelen famengefteld i s :)
3, de P u n t , z e g i k , van den A n g e l, dringt in
„ de H u id , na dat z y uitgekomen is door het
„ K n o p je , dat het end van de Scheede bepaalt.
„ W a ar toe dient dan de S p le e t , welke de
3, Scheede h ee ft ov e r haar geheele langte?
„ H ie r op moeten w y thans onze aandagt ves-
tigen : want dit is het zonderlingfte in het
„ W e rk tu ig ly k G e ite l van de Snuit der Mug-
D e An ge l moeft in het V le e fch doordringen ,
e n , z ig daar toe niet genoegzaam kunnende
verlangen, ën ook niet daar in kunnende boo- H qofd-
r en , te rw y l h y met zyn e Scheede bekleed w a s ; STUK*
hee ft de N a tu u r , z e g t hy , een ze e r een vou dig
middel g ebru ik t, waar men echter niet om
denken zou , indien de Waarneeming het niet
ontdekt had. D e Scheede is buigzaam , en
kromt z ig om , naar maate de Angel dieper in dringt;
fteunende , ondertusfchen, met haar
Knopje op de Huid. D it laatfte h e e f t , nog-
thans, niet in alle M u g gen p la a t s , en daar k o men
, zo in de manier van buiging der Scheede,
als in het pofluur , w elk de M u g middelerwyl
met haar Lighaam m a a k t , veelerley omftan-
digheden v o o r , die een Waarneemer kunnen
verluftigen.
„ Daar zyn Muggen , d ie , te rw y l z y zu i-
s, g e n , twee nieuwe Deelen doen ve rfchynen ,
j , die als een tweede Paar Sprieten z ig vertoo-,
, , nen. M en wordt g ew a a r , dat dit tw e e D e e -
„ len zyn , welke te vooren de Scheede van
„ den A n g e l, in haare geheele la n g te , bedekt
„ hadden , tot aan het Kn opje toe . D e e z e
„ verheffen z ig zo veel z y kunnen, dat is een-
„ weinig minder dan de g ro o te S p r ie ten , en
„ zu lk s , om dat z y , v r y digt b y de inplanting
„ in de K o p , tegengehouden worden door de
„ twee D e e len , boven de Snuit g ep la a tft, die
„ w y Baardjes genoemd hebben ” .
„ Som-
I. Deel. x il. Stuk. M m 4
o m