V.
A fdeel,
LXiV.
H uofd
STUK.
xcvm.
Soifiitialis.
XCTX.
Florefctn-
fܣ,
c.
F r tn d t f .
Untia.
wordt Lym gekookt( * ) . L i n n u s i niette.
min,ftelt, volgens G o e d a a r t , ( z o hyy.egc)
de Woonplaats van dit Wormpje in de Gallen
der Distelen (f_).
(98) Vlieg met Borjlelfprieten, die de Wieken
wit heeft en genageld, met vier bruine
Banden: het Schildje geel.
(99) Vlieg met Borjlelfprieten, die de Wieken
bleek met twartagtige Aderen heeft en
twee gegolfde bruine Streepen; aan de tippen
bruin.
(100) Vlieg met Borjlelfprieten, die de Wieken
zwart' heeft, met twee witte Banden en
Stippen; het Lyf zwart.
Van den tyd des Jaars, wanneer zy zig
voornaamelyk vertoonen, hebben deeze haa*
ren bynaam. Men zou tnooglyk de eerde Zomer
. de tweede M ay -, de derde April-Vlieg
kunnen tytelen.
LXV.
f* ) Cette Plante fe nomme du Guy E i . Galt. Tom. I.
f. 90.
( t ) Habitat in Cardui Gallis. Goed AART. Faun, Suec,
Ed. JÏ. p. 461.
(98) Mufca Antennis Setariis ; Alis albis unguiculatis, Fa-
fciis quatuot fufcis > Scutcllo flav'o. Faun. Suec. 1084.
(99) Mufca Antennis Setariis; Alis pallidis , Venis nigri*
eantibus, Strigisduabus undatis, apkeque fufcis. Faun. Suec.
1065-
(ico) Mufca Antermis Setariis; Alis nigris, Fafciis duabus
punóüsque duobus albis ; Corpoie tiigro» S y ft. F a t , X.
Q g m ) Afd^ u
LXV. H O O F D S T U K .
STUK.
Befchryving van H Geflagt der Br ims en, ge-
meenlyk Paarden of Koeij en-Vliegen genaamd,
om dat ’ er die Beeften veel van te lyden hebben.
O nzeker is *t , welke Soort van Vliegen de Naam.
Ouden 7abacus genoemd hebben, hoewel
dit het zelfde Infekt fchynt te zyn, dat,
in ’t Griekscb, by TElianus en Aristo-
t e l f s , MwVvJ' genoemd wordt. Wy nee-
men ’er, met Aldrovandus, die Infek-
ten voor, van welken de Paarden en Koeijen
z o geweldig geplaagd worden / door- hun vinnig
fteeken, dat menze deswegen dikwils Paarden
en Koeij en-Vliegen gewoon is te noemen.
Deeze heeten by de Italiaanen en Spanjaarden
Tuvano, in ’t 7 ranfch Taor.: by de Engelfchen
the B u r re lf y, Stowt of Breez. De Duitfchers
noemen deeze Vliegen, die wy Bremsen
tytelen, Bratm , Rofsbraem, of Rofsmucke en
ook Viehbrel me ; waarvan onze bcnaaming af-
komftig zal zyn.
De Bloeddorftigheid is een byzondere eigen- Eigen-
fchap van deeze Infekten, die zeer vinniglchappen*
fteeken met haar Snuit of Zuiger, welke zy
zeer fterk hebben, om door de taaije Huid der
Dieren te kunnen heen booren. Men ont-
moetze veel op laage en vogtige Landen;
doch zy zyn ’er, by geluk voor ’t Menfch-
I.Deel. XII. Stuk. Kk 5 dom,