v* Hoorntjes voorzien , dienende tot Ademhaa^
A fdeel. _
LXIV. lln§ voor de PoPH
oofd- De Poppen der Vliegen zyn , als gezegd is,
STUK.
Poppen.
eerft langwerpig ronde Bolletjes, die wel haalt,
langs hoe meer , de Geftalte aanneemen van
het volmaakte Infekt: doch,zolangdeeze Popjes
nog in de Tonnetjes haar Verblyf honden,
z yn z y zeer week van zelfltandigheid: des men,
in de eerlte opflag , niet ligt begrypt, hoe
zy het harde Kalotje van het end der Tonnetjes
kunnen doen affpringen, om als Vliegen
te verfchynen. Ten naauwkeurige befchou-
wing , niettemin , kan deeze duilterheid doen
ppklaaren. Op den Kop van de uitkomende
Vlieg wordt men een Vleezig bultje gewaar,
het welke, door zyne uitzetting, zekerlyk dien
dien ft verrigten moet, en naderhand, door op-
drooging, in de Vlieg verdwynt. Ook ontdekt
zig aan de Tonnetjes, van boven, een
Poort van Naad, die rond loopt, en een ander
e , welke de eerfte regthoekig fnydt; geeven-
de dus gelegenheid, dat, door de drukking van
het gedagte.Vleezige bultje, dit Kalotje daar
af kan fpringen, o f aan ftukken fplyten ; na
dat mooglyk, even als in de Poppen by ’t
uitkomen der Kapellen, de voegen door een
Vogt zyn week gemaakt.
Wanneer de Vlieg, volmaakt en met Wieken
voorzien zynde, uit haar Tonnetje te
voorfchyn komt, vertoont zy zig , in ’t eerft,
zeer kléin; maar, in weinig tyds, wordt zy,
door
door uitzetting, zonderling dik cn groot; ïaAFI^*CL>
fchynt grooter dan zy behoort te z y n : door op- LXiv .
drooging, egter, wederom wat ingekrompen, ^oofd
behoudt z y verder haar gewooee grootte.
Deeze Infektengaan ook, na haare Verande-
J'ing, welhaaft over, om het oogmerk van den
Schepper, dat de vermenigvuldiging is van
haar Geüagt,te bevorderen. W y hebben gezien
, op welk een zonderlinge manier de Paa-
ring der Vliegen gefchiedt f , en dus zou het f Biadz.
Mannetje ligt voor het W y fje genomen wor- 385*
den, indien het laatfte niet, door de dikte des
Agterlyfs, gemakkelyk daar van te onderfchei-
den ware. Hetzelve openende , vindt men ge-
meenlyk ook vol Eijertjes , die in Kleur en
Geftalte merkelyk verfchillen , naar dat z y
gelegd worden van deeze o f gene Soort.
De Eytjes, by voorbeeld, van die groote verfchil
blaauwe Vleefch - Vliegen, zyn langwerpig, Eijertjes.
een weinig krom en Paarlkleur: zy hebben o-
verlangs een Tongetje, dat zig opent, om het
kleine Wormje te laaten uitkomen. Die
der Vliegen , wier Made een lange Staart
heeft, zyn w it , langwerpig, en , met een
Vergrootglas befchouwd zynde, vertoonen zy
zig van buiten als Sagryn. De Vlieg legt de-
zelven digt aan het Water, opdat het Wormpje,
daar uit voortkomende, aanftonds eenbe-
kwaame woonplaats, voor z ig , zou kunnen
vinden. De Strontvlieg, wier Worm in Drek
leeft, legt Eytjes die wit zyn en langwerpig,
b Deel. xii. Stuk. ■ F f 5 heb*