V.
A f d e e l .
LIX.
H o o fd *
STUK.
VI.
R u i ra ,
Roode.
ren rosagtig vaal, met het Agterlyf omtrènt
Klootroncl. \ .
De Kop van deeze Soort is naauwlyké zo
dik als het Borstftuk, dat ëene Spilronde fi.
guur heeft. Een laag geknot Schubbetje be.
vindt zijg tuflchen ’t Borstftuk en Agterlyf,
dat Eyrond i s , gefpitft, zo lang als ’t Bo st-
ftuk, met zeer kleine rosagtige Haairtjes. De
Schenkels en Poöten zyn Afchgraauw; het
L y f is glanzig zwart. , ' '
QS') Mier,, die roodagtig- is', met de Oogerun
een Stip ónder 't Jgterlyf, zwart.,
Deeze Söort van Mieren zyn wat kleiner
dan de naaftvoorgaandeen roödèr dan eenige
anderen. Zy maaken , even als .de zwarte,
haar N e ft, dat uit louter Zand beftaat, onder
den Grond, het welk Heuveltjes in het Grasland
veroorzaakt. Als menze tergt o f veront-
ruft, tragten zy zig met haaren Angel te verdedigen
, het welk een Jeuking te weeg brengt,
even als o f men zig gebrand had äan Brande-
netelen. T e regt mogen dan de zodanigen,
die men ook in de Weftindiën heeft, den
naam voeren van Brandmieren. In Sweeden
noemt men deeze Ettermyror, en by dè Uplan-
landeris Roedgioeter. £y ons zyn dezelven ook
ruim
( 6 ) Formica teftacea, Oculis punctoque fub Abdomine
nigrisf S y ß . N a t X. Formica rubra, Faun. S*ee 1022. I0ï'
mica minima xubia. R aj. Inf, 69.
ruim zo bekend en gemeen als de zwarte Mie-
1 . A f d e e l ;
ren. LIX.
. . . , „ . H o o fd -
(7 ) Mier, die ros is, met het Agterlyf brui- STÜK;
ner. ' vu.
P h a r a tn i ) .
(8j) Mier i die rood is, met het Agterlyf zwart
en eepigermadte ruig§ VIir_
Salomo nis»
Van deeze twéé, dié zig in ’t Kabinet bë-Arabdch<*;
vonden van haare Koninglyk Sweedfche Ma-
jéfteit, was de eerfte uit Egypte afkömftig:
de andere onthoudt zig bovendien in Ara-
bie en het Joodfche Land. De eerftgemelde
is by uitftèk klein;
(o) Mier. die zwart is, met de Poot en, Sprie- it.
. 'j. . , S a c c h a n »
ten en Nypers ros. hord.
.Suiker;
Deeze Soort ," die ook in kleinte uitmunt on- Vreetet°
der de Mieren , onthoudt zig in Amerika, maa-
kende haare beften in de toppen van het'Sui-
ker-Riet ëri dëzeiven vérnielènde. Z y heeft
het L y f befprengd met witte Haairtjes: het
Schubbetje aan het Steeltje is dik en niet irige-'
fneeden: de grootte als die van de volgende
Soort;
( i o j
( 7 ) Formica rufa, Abdemine riiagis fufed. M. i . U. è y j l .
N a t. X.
(s) Formica rufa, Abdóminé nigr'ó fubvilioïb, M, i . U;
S y ft. N a t. X.
(9) Formica nigta, Pedibiis Antehnis Maxillisquè rufi#;
Syfi. N a t. x. Formica rftinima SacchariYóra, EKOWN. Jdnij,
44°-
1. deel, x i i . stuk. Aa