•V- Vlakken heeft: doch boven én behalve dezel-
XLV.L' ven zyn , op het doorfchynende gedeelte, tus-
Hoofd- fchen-de gemelde, nog vier blaauwagtig wit-
STÜK’ te Vlakken, die zig naauwlyks, dan door de
. oppervlakte fchuins tegen ’t Licht te houden,
aan’t Gezigtvertoonen. H e tL y f is ook, hier
en daar, blaauwagtig w it , alsgepoeijerd. Dit
is een Juffer van taamelyke grootte. Die van
'Fig. 2 , wat kleiner, zou wel een verfcheiden-
heid daar vad kunnen zyn , om dat de fchik-
'king der Vlakken nagenoeg de zelfde is : doch
'dié' by ’t Gewricht zyn , in lang', zo duideïyk
niet , en over de geheele oppërvlakté is een
glinfterende, Goudgeélê, glans verfpteid: gelyk
men dit ook in fommigen van onze inikndfche
'waarneemt.
Fig. 3. De Juffer van Fig. 3 heeft , op ieder paar
Wieken, vier Vlakken, waarvan die op ’t midden
meer dan een derde van de geheele Wiek be-
flaan, welke, voor ’t overige, doorfchynende
is. De'eze Vlakken zyn , gelyk die’van de
'eerfte, glanzig donkerbruin.
4i In Fig. 4 ziet men een Nieuw Jorkfe Juffer
van een andere geftalte en grooter uitbreiding
der Wieken, wier onderlid, ieder, maar
een groote Vlak hebbent by ’t Gewricht, die
géelagtig bruin is , en aartig gefchakeerd. Het
L y f is weinig grooter dan in de anderen,
ooftindi. De twee kleinere van Fig. 5 , 6 zyn , vol-
Fig.°s j 6, gens ’t berigt van gemelden Liefhebber, uit
Oostindie afkomflig. De eerstgemelde heeft
de
de Wieken, ten halve, zo wel als het L y f,
bruingeel gekleurd, doch niettemin dporfchy- XLV. *
nende. De laatstgemelde heeft de Wieken,Hoofd-
t’eenemaal, Glas ofVliesagtig, met enkel een
kleine Vlakje, dat bruin is , aan Jt end. De
plaatzing der Oogen toont, dat deeze twee ook
tot de eerfle Afdeeling behooren. Van de twee
anderen zal ik ftraks fpreeken,
J U F F E R T J E S,
Die de Oogen ver van. elkander aïttan-
L dig hebben.
( 1 7 ) Juffertje, dat de Wieken ogzet, m dezel- xym
ven gekleurd heeft. *
Vier vcrfcheidcnhcden worden tot deeze
Soort betrokken, waar van de' Eerfte het L y f
met een luifter als van glanzige Zyde heeft,
de Wieken geelagtig bruin, aan den. rand ongevlakt
: de Tweede verfchilt alleen maar van
deeze; doordien de Wieken blaauwagtig groen
zyn :
(17) UbelluU Alis ereräis. coloratis. Sjß. K«t. X. A. Li-
beliula Corpore ièriceo nijddo} Alis luteó-fufcis marine
imrnacularis. Faun. 7 5 6. AöES. II. Aq. 2. T. 9 - 7- AJ.
laf. so. N. i i . B. Libéllüïa Corpore Sericeo nitido, Ahs
Viridi-coerulefcentibuslf apice fufcis, margine immaculatis.
S Suec. 757.; RAJ. ïnf. 5o. N. $ HOMBERG. ^
ris. III. p. 145.,. RtAHM, /»/. VI. T. 35. f- 7* C. Libellula
Corpore viddi-coerulep , Alis fubfufcis; punjlo margmah
albo. Faun. Suec, 758. ROES, II. Aq. 2. T. 9. J. 6. RAJ. Inf.
S i. n. 12. D. Libeiluia Corpore Sericeo nitido, Alis maurntofnfcis,
maculanigiä..Faun. Suic. 759. Roes. U. Aq. 2.T.£.
f. 5. RAJ. /«/. JO. N. 9'. & p. 140. N. 2.
I. DEEL, XIl.STVK.