A fdeel. ^e befchryving van eenige zeldzaame of
XL VIII. zonderling gefatsoeneerde Vliegen, zegt M o d f -
I I o o f d - p e t u s ; „ daar is nog een ander Viervleuge-
STUiC. ° °
„ lig, met het L y f groenagtig, en vierWie-
, , ken , die langer dan hetzelve zyn , als van
, , glinflerend Zilver gemaakt, welker Aderen
, , groen zyn. Dit heeft de Sprieten klein en
, , zwart, de Oogen Gondglanzig, waar van
„ het met regt Cbryfopis wordt geheten. De
, , vlugt is zwaar en de reuk zeer leelyk, wel*
, , ken z y , gelyk de Kakkerlakken, met het Her'
„ ven kwyt raaken. Het leeft in de Tuinen ,
, , op den Vlierboom zittende. O f het uit een
, , Rups voortkome, gelykerwys de Kapellen,
„ o f uit de Wormen der Boomen, is my on-
, , bekend.
G o e d a a r t heeft het Masker daar van gekend,
dat naar geen Rups noch Worm gelykt,
maar zodanig is als ik het heb befchreeven. Hy
kon het eigentlyke Voedzel niet ontdekken ,
des hy ’er een Tor aan g a f, wiens L y f het uitvrat
en daar een Huisje van maakte om in te veranderen.
Hy heeft gelet op een zonderlinge ei-
genfchap van dit Masker; dat het, naamelyk
zeer traag is van gang, en, getergd o f geplaagd
wordende, zig tot verweering fielt. De ly-
mige punt, aan het agterfle gedeelte, zet het
ergens vas t, en tragt dan , na het intrekken
van
6. Mufca quadripennis , Corpore luteo - viridi. Raj. Inj\
274. Leo Aphidura. Reaum. i„f, 3. T. 33. 1. 2, 5 ,6 . Roes.
Inf. 3. P- 1=7* T. z ï, f, 4 , 5.
van zyn Lighaam, met zyne Hoornagtige ^ y 'An^*EL>
pers, den aanrander als te kwetzen ; doende XLVilï.
dit zo dapperlyk, dat.hy ’er , deswegen, den Hoofd-
naam van Stoutert aan toegepast heelt.
juffrouw M e r i a n merkt wel aan, dat dit riant- ^
Infekt van Luizen leeft, doch het was voorSeeuw.
den onvermoeiden R e a u m u r bewaard, de eigentlyke
Levensmanier waar te neemen. Hy
noemt het den Leetm der Plantlumn , t » « s »
hoofde dat dit Diertje niet minder gulzig is o f
verflindende ten opzigt van dezelven, als het
Infekt, dat toen reeds bekend was en befchreeven,
onder den naam van Mieren-Leeuw, ten
opzigt van de Mieren. De geflalte zweemt
’er veel naar, en de manier van aazen, door
uitzuiging met de Nypers, die van binnen hol
z y n , komt in beiden overeen. Het L y f is
doch langwerpiger en heeft aan’t end een punt,
die in ’t gaan door den Plantluizen - Leeuw als
tot een zevende Poot gebruikt wordt.
De Geflalte van het Infekt, ’t welk rna de
Verandering uit het gedagte Tonnetje voortkomt,
is eenigermaate Jufferagtig, gelyk uit
onze Fig. 8, (Op Plaat X C IV . blykt. Het laat,
onder het vliegen, het L y f hangen, en fleekt
den Kop om hoog, zo dat het eer door den
Wind fchynt voortgedreeven te worden, dan in
de Lugt te zweeven. Men kan het, derhalve,
gemakkelyk vangen, en het is in de Tuinen niet
ongemeen; doch, wanneer men het tusfchen de
Vingers houdt, geeft het een Stank, naar dien
I, Deel. XII. Stuk. F van