V . zou die Autheur nog meer reden gehad hebben
LXVI* ora te z e SSen 3 dat w y ons meer behooren te
Hoofd- verwonderen ov e r een M u g , dan over een
stuk. o iyp h an t met een T o o ren beladen en ten ftry-
de uitgeruft. L eeuwenhoek merkte aan, dat
d e ze lv e uit vier deelen was famengefteld , en
Swammerdam , die deze lv e eerft vo or enkeld
hadt aangezien , ge e ft ’er naderhand zes deelen
aan. D e duifterheid zou lig t ve rdw yn en ,
indien men , onder ’t zu ig en , deeze punt be-
fchouwen kon ; doch anders is dit W e r k tu ig ,
niettegenftaande de Pyn , die het ons ve roorz
a a k t , z o te e r , dat Reaumur, na alle aangewende
moeite , z ig dien aangaande niet w ift
te verzekeren. Indien men ’t afgefneeden Puntje
op een Voorwerpglaasje l e g t , z y n ’er naauw-
lyks W erk tu ig je s te vinden van genoegzaame
fynheid , om h e t , anders dan door w rv v in g ’,
zonder kw e tzen o f bre eken, van een te fchei-
den. V ie r en v y f dee len, e v e n w e l, z y n van
dien grooten Waarneemer daar in ontdekt.
„ O f nu deeze deelen , die den An ge l uit-
„ maaken, driekantig van figuur z y n , g e lyk
„ L eeuwenhoek w i l , en hoe dezelven een
, , Buisje famenftellen , is een zaak van nog
, , moeielyker onderzoek; d o c h ’t is z e k e r , dat
, , haare punten fommige lan ge r, anderen kor-
„ te r z y n , (z e g t Reaumur , ) die ’er een meen-
, , de gezien te hebben , w e lk e naar de punt
, , van een Tandcftooker geleek. E n , d ew y l
„ platte Plaatjes , g e lyk in de Angel van de
„ Brems
Brems gebleeken is een Buisje kunnen fa- v -
Afdeel
menftellen , bekwaam tot opzuiginge v a n LXVL
35
g lo e d , zo mogen w y dit ook van deeze on- Hoofd-
, derftellen ” . O f misfchien word t hier het STÜK*
B lo ed , in bolletjes gefcheiden, tuffchen d e z e lven
opgenomen?
D e veelheid der Muggen die ten P l a t t e n * ^ * «
L an d e , inzonderheid in v o g tig e L andsdouwen,gen.
aan Staande W a te ren en R iv ie r e n , en w e l alvoorkomen
, is zo verbaazend groot ; dat
men lig t begrypen kan , hoe ’er , onder z o
ve el millioenen van M u g g e n , maar weinigen
z y n , d ie , geduurende haaren L e v en s lo o p , al
was het maar eens , z ig met Bloed mogen
verzadigen. H e t is dan ge lo o fb a a r , dat z y
ook op iets anders a a z e n , e n , ind e ida ad , men
z ie tze op warme D a g e n , en te rw y l de Zon
helder f c h y n t , z ig to t den avond toe ftil hou -
d e n , zittende onder aan de Bladen der B o o -
men en Plan ten , w a a ru it z y , w a a r fch yn ly k ,
eenig Sap zuigen. W y hebben meer vo orbe e lden
van in fe k ten , die h a a rV o ed z e l on ve rfchil-
lig haaien uit D ie r lyk e en Plantaartige zelfftan-
digheden: neem, b y vo o rbe e ld, maar de W e s pen.
O ok z ie t m en , M u g gen in een Glas hebbende;
wanneer men Broodfuiker daar in doet?
die een weinig nat gemaakt i s , dat z y haar
Snuitje daar op z e t te n , even o f z y z o o g e n :
weshalve men zou mogen denken om] het
denkbeeld van Swammerdam, die m e en d e ,
I. Deel. XII. Stuk. dat