3 9 8 B e s c h r y v i n g v a n
AFDEÈL.Snuit het)ben (*)• Ter plaatfé, daar men den
LXII. Bek zoeken zoude, wordt men alleenlyk drie
Hoofd- ingedrukte Stipjes gewaar. Of-nu deeze aan
den Horfel dienen tot het inzuigen' van eenig
V o g t, om dus zyn Leven te onderhouden, dan
o f dit Infekt in ’t geheel geen Voedzel gebrui-
k e , is onzeker. De Sprieten, bovendien, zyn
zeer kort, en beftaan ilegts uit dunne Draadjes,
die hunnen oirfprong hebben van een dik-
ken ronden Grondfteun.
Soorten, V y f Soorten van Horfel - Vliegen z y n ’er in
ons Wereldsdeel ontdekt, waar van de eene
het Hoornvee, de andere de Rendieren, een
derde en vierde meelt de Paarden,en de vyfde
de Schaapen kwe lt: als volgt.
x CO Horfel, die de Wieken gevlakt $ het. Borfi-
Sovh. Jluk geel met een bruinen Band; het Aotei*
Horfel der 1 r . 5 w8 § ö
Runderen. •'jf g^h en zwart getipt heeft.
De Oflen en Koeijen zyn dikwils onderhev
ig , bezet te raaken met Bobbels in de Huid,
die niet alleen door het gezigt, maar ook en
wel allermeelt door het gevoel, te ontdekken
zyn.
( * ) Dit is, ten minfte, het grootfte deel voor ’ t geheel genomen
, waar : hoewel ’er fommige dergelyke Vliegen
zyn die een Zuiger hebben. Zie Reaumur. M em . Tom.
IV. 2. Part. p, 275. O&avo.
( 1 ) Oefltu s Alis niaculatis; Thorarce havo Faftii M e i ; A b .
domine havo apice nigro. S y ft. Nat... Gen. 220. Faun. Stiec.
I024. l t . W g o t 202. RAJ. In f. 27i.DEB.HAM Theo log, L.
S. C. 6. n. II. Va l l isn . N a t. 1. T'. eST Reaum. In f. VU
T. - 3 0 -3 8 . FKISCH. I n f. V. p. 21. Tab. 7,
Het is de Boeren bekend, dat in deeze W
Bobbels Wormen huisveften,die van het ltee- LXII.
ken van Vliegen voortkomen; doch zy fchry-Hoorö-
ven zulks gemeenlyk toe aan de Bremfen, die STUK*
gedagte Beelten zeer plaagen en van welken zy
vinnig gebeeten worden. De Italiaanfche Heer
V a l isn ie r i is mooglyk de eerlte geweelt, die
de regte Vlieg gekend heeft, door welke deeze
Gezwellen veroorzaakt worden, en derzel-
ver Eigenfchappen zyn door hem zeer fraay
en omftandig befchreeven.
„ Ieder Bobbel heeft van binnen eene hol-
„ ligheid, welke geproportioneerd is naar de
„ grootte van den Worm ; zo dat dezelve
,, grooter worden, naar maate de Worm aan-
,, groeit.. In ’t midden van Mey 3 of daar om-
„ trent, zyn z y , derhalve , allergroot!! en
,, zigtbaarft, vertoonende zig naauwlyks in ’t
,, begin, • o f zelfs in ’t midden van den Win-
„ ter. Zy zyn egter allen niet even groot;
,, de grootften ongevaar een Duim hoog,
,, en byna anderhalfDuim breed aan den grond-
„ fteun. ’t Is doorgaans op jonge Koeijen,
„ Stieren o f Oflen, dat menze ontmoet; op
,, de genen, die v y f o f zes Jaaren oud zyn,
„ ziet menze zeldzaam. Miflchien weet de
„ Vlieg zodanige Huiden uit te kiezen , die
„ den minden tegenftand bieden aan zynen
„ Angel, o f ook zodanigen, waar in het meefte
,, Voedzel te vinden is voor haare Jongen.
,, Het getal deriBobbelen, op een zelfde Beeft,
i. deel. xii. stuk. is